dinsdag 24 juni 2014
Jodendom; Justa, Dominique, Tom & Sandra
Inleiding
2 miljard christenen, 1,5 miljard moslims, 900 miljoen hindoes, 376 miljoen boeddhisten en slechts 14 miljoen joden. Waarom hoort het Jodendom dan toch bij de grote vijf, de wereldgodsdiensten?
Deels komt dat doordat andere
grote geloven, bv Chinese en Afrikaanse traditionele geloven, niet één
georganiseerde religie zijn. Qua grootte is het Jodendom dan ook echt ongeveer
nummer 5 op de lijst van grote georganiseerde geloven – hoewel de Sikhs hier
met 23 miljoen gelovigen meer recht op hebben. Een belangrijker reden is dat
het Jodendom het eerste monotheïstische geloof is, waarbij de gelovigen in één
god geloven. De islam en het christendom komen voort uit het Jodendom. Dit
zorgt ervoor dat het Jodendom een belangrijke plaats inneemt bij de
wereldgodsdiensten.
De plaats waar de joden
samenkomen om te bidden en te vieren heet de synagoge. Hier worden elke
vrijdagavond en zaterdagochtend diensten gehouden. Om meer te weten over de
synagoge moeten we eigenlijk eerst terug in de tijd, toen Mozes nog leefde.
Mozes kreeg van God (JHWH, zoals de joden hem noemen) de opdracht om een
heiligdom te bouwen. In die tempel moest een ark gebouwd worden van hout, de
ark van het verbond. In die ark moesten de stenen tafelen met de 10 geboden die
Mozes had ontvangen geplaatst worden (zie exodus 25). Deze tempel werd gebouwd in Jeruzalem.
Tijdens oorlogen en opstanden in de daaropvolgende jaren werd de tempel tot
twee keer toe vernietigd, voor de laatste keer door de Romeinen in het jaar 70.
Toen gingen ook de stenen tafelen en de Thorarollen verloren. Streng orthodoxe
joden leven in afwachting van de komst van de Messias, de verlosser, die de
tempel voor de derde keer zal herbouwen. Op de plek waar ooit de tempel stond
staat nu de Al Aqsa moskee. Een deel van de restanten van de oude tempel is nu
de Klaagmuur, waar joden komen om te bidden.
Joodse geleerden, die toezicht
hielden op de joodse wet en deze wilden onderwijzen, kwamen bijeen in leerhuizen:
synagogen. Al voor de verwoesting van de tempel bestonden deze leerhuizen, maar
met de verwoesting ervan kregen de synagogen een definitieve plaats in de
joodse samenleving.
Elke synagoge heeft een
leermeester aan het hoofd, een rabbi, of rabbijn. Ook Jezus van Nazareth was
een rabbijn. In de synagoge wordt de Thora gelezen en bediscussieerd en werd de
joodse leer aan de leerlingen onderwezen. Dat onderwijs bestaat uit twee delen:
1) gericht op de leer (vastleggen van teksten, volgorde van feesten), dit is de hagada
2) gericht op het leven (gedrag, leefregels), dit is de halacha
1) gericht op de leer (vastleggen van teksten, volgorde van feesten), dit is de hagada
2) gericht op het leven (gedrag, leefregels), dit is de halacha
De leer en het leven zijn zo een
blijvend onderwerp van discussie in de synagogen, waarbij het leven uiteraard
aan verandering onderhevig is en steeds weer nieuwe vragen oproept. De
rabbijnen bepalen de antwoorden op die vragen, gebaseerd op de joodse wetten.
Behalve leerhuis, of sjoel
(school), is de synagoge ook een gebedshuis. Voor een joodse gebedsdienst
moeten minimaal 10 joodse mannen aanwezig zijn, het minjan (minimum). Bij de liberale joden tellen vrouwen ook mee om
dit minjam te bereiken.
In elke synagoge staat de
“heilige ark”, de kast waarin de Thorarollen bewaard worden. Deze kast heet de aron ha-kosesj. Als je recht voor de
kast staat kijk je altijd in de richting van Jeruzalem.
De Thora bestaat uit aan elkaar genaaide vellen perkament, waarop van rechts naar links in het Hebreeuws de vijf boeken van Mozes (de eerste vijf boeken van de bijbel) met de hand zijn geschreven. De Thorarollen zijn vaak in een mooi versierd kleed opgerold en voorzien van een zilveren aanwijsstokje, een jat, zodat vieze vingers de Thorarollen niet kunnen bevuilen. Als de Thorarollen uit de ark worden gehaald worden ze neergelegd op de biema, de lessenaar.
Ook heeft elke synagoge een lamp hangen, die heet de ner tamid. Dit betekent eeuwig licht. Het is ter herinnering aan de menora die vroeger in de tempel brandde. Tot slot zijn er vaak stenen tafelen aanwezig, waarop in het Hebreeuws de tien geboden staan vermeld. Het herinnert aan de stenen tafelen die Mozes op de berg Sinaï ontving.
De Thora bestaat uit aan elkaar genaaide vellen perkament, waarop van rechts naar links in het Hebreeuws de vijf boeken van Mozes (de eerste vijf boeken van de bijbel) met de hand zijn geschreven. De Thorarollen zijn vaak in een mooi versierd kleed opgerold en voorzien van een zilveren aanwijsstokje, een jat, zodat vieze vingers de Thorarollen niet kunnen bevuilen. Als de Thorarollen uit de ark worden gehaald worden ze neergelegd op de biema, de lessenaar.
Ook heeft elke synagoge een lamp hangen, die heet de ner tamid. Dit betekent eeuwig licht. Het is ter herinnering aan de menora die vroeger in de tempel brandde. Tot slot zijn er vaak stenen tafelen aanwezig, waarop in het Hebreeuws de tien geboden staan vermeld. Het herinnert aan de stenen tafelen die Mozes op de berg Sinaï ontving.
De indeling van de synagoge wordt
verder bepaald door het feit of het een synagoge van orthodoxe of van liberale joden is. Bij de orthodoxe
joden zitten mannen en vrouwen gescheiden, vaak zitten de vrouwen op een
galerij op de eerste verdieping. Bij liberale joden zitten mannen en vrouwen
door elkaar in de synagoge. Ook kan hier een vrouw rabbijn zijn.
Behalve de rabbijn hebben nog een
aantal mensen een belangrijke functie. Zo heb je de voorzanger, die de psalmen
en gebeden zingt of spreekt, de chazzan.
Daarnaast is er iemand die de dienst organiseert, dit is de gabbai. Hij bepaalt ook wie bepaalde
taken in de dienst uitvoeren, zoals het tevoorschijn halen van de Thorarollen
en het lezen van de geschriften.
Mannen die de synagoge betreden
moeten altijd hun hoofd met een keppeltje bedekken als teken van eerbied. Bij
het morgengebed dragen ze een gebedskleed.
De synagoge is nog altijd meer
dan alleen een gebedsruimte, vaak is er een gemeenschapsruimte waar kinderen
het Hebreeuws en de joodse wetten wordt geleerd, vergaderingen worden gehouden,
een bibliotheek is en vaak ook een keuken waar voedsel klaargemaakt kan worden.
Rituelen
Van oudsher zijn er drie belangrijke momenten in het leven: geboorte, huwelijk en geloof.
Besnijdenis
(briet mila): Joodse jongetjes
worden op de achtste dag na hun geboorte besneden, er wordt een deel van de
voorhuid verwijderd. Op die manier maakt het jongetje deel uit van het verbond
tussen God en de mens. De moheel voert de besnijdenis uit onder verdoving, hij
is daar speciaal voor opgeleid. De familie bidt mee. Dan volgt er een
lofzegging over de besnijdenisbeker met wijn. Men hoopt dat de jongen
voorspoedig zal opgroeien. De voorhuid wordt begraven, omdat het een onderdeel
is van het heilige lichaam dat God heeft gegeven. Op de Briet Mila krijgt het
jongetje ook zijn naam. Meisjes krijgen hun naam thuis of in de synagoge.
Huwelijk:
Een joodse bruiloft kan thuis of in de synagoge plaatsvinden. Tijdens de
plechtigheid staan ze onder een baldakijn, een choepa, als symbool van de harmonie en het open karakter van het
joodse huis. Het echtpaar stelt een huwelijkscontract op. Daarna drinken ze uit
een beker wijn, waarna de man het glas kapottrapt. Dit staat symbool voor de
breekbaarheid van het huwelijk en om even stil te staan bij de vernietiging van
de tempel in Jeruzalem. Daarna roepen de gasten Mazzeltov, gefeliciteerd!
Overlijden:
Na de dood houdt men de wacht bij de overledene en brandt een kaars tot aan de
begrafenis (levaje). Deze vind zo
snel mogelijk plaats. Joden worden in kale kisten zonder bloemen begraven op
joodse begraafplaatsen. Joodse graven worden nooit geruimd. Bij ruimtegebrek
kunnen er wel meerdere lagen op elkaar gestapeld worden. In Praag is zelfs een
begraafplaats met meer dan twaalf lagen. Na de begrafenis houden de naasten een
week rouw. Een jaar na de begrafenis wordt er een steen op het graf gezet.
Naast deze grote rituelen heeft
het jodendom een wekelijks terugkerend ritueel: de sabbat, een periode van rust. Deze duurt van zonsondergang op
vrijdagavond tot zaterdagavond. Op de sabbat mag niet gewerkt worden. Zelfs
niet koken, licht aan- of uitdoen, telefoon gebruiken, autorijden enz. Het is
echt een dg van het gezin, die meestal al met een bijzondere maaltijd op
vrijdagavond begint. De tafel wordt gedekt met een wit kleed en er worden twee
kaarsen en een wijnbeker op tafel gezet. Er wordt speciaal gevlochten brood bij
geserveerd, challes.
Een ander belangrijk ritueel is
het moment van religieuze meerderjarigheid, de bar mitswa, bij jongens van dertien en één dag. Het is een
feestelijke dag voor de jongen, waarbij hij een passage uit de Thora mag
voordragen. Voor de meisjes is er op hun twaalfde jaar de bat mitswa. Dit is meestal een iets minder uitgebreidere
gebeurtenis
Symbolen
De bekendste twee symbolen van
het jodendom zijn de davidsster en de menorah.
De davidsster is hét
symbool van het jodendom. Het is een zeshoekige ster. De davidsster wordt ook
wel het Schild van David genoemd, waarbij verwezen wordt naar koning David. Het
is al een oud symbool, waarschijnlijk kwam hij in de Tempel van Jeruzalem al
voor. Maar hij werd toen ook nog gebruikt door andere volkeren. Vanaf de 15e
eeuw werd het echt een symbool voor het jodendom. In de tweede wereldoorlog
gebruikten de nazi’s het als herkenningsteken op de kleding van de joden. De
vlag van Israel heeft een blauwe davidsster.
De menorah is een
zevenarmige kandelaar die in de Tempel
stond, waar hij iedere avond aangestoken werd. De menorah is het symbool van
het volk van Israël en de opdracht om “een licht onder de volken” te zijn
(Jesaja] 42:6). De ner tamid (zie “synagoge”) in de synagoge symboliseert de
menora uit de tempel.
Met Chanoekka (het lichtfeest) wordt een negenarmige kandelaar gebruikt, omdat het Chanoekka-feest gedenkt dat er lang geleden een kruikje gevonden werd met genoeg olie om de menorah uit de Tempel één dag te laten branden, maar waarvan die menorah door een wonder acht dagen bleef branden. Vandaar dat die Chanoekka-kandelaar acht armen heeft en een midden-arm waarmee de acht zij-armen worden aangestoken.
Met Chanoekka (het lichtfeest) wordt een negenarmige kandelaar gebruikt, omdat het Chanoekka-feest gedenkt dat er lang geleden een kruikje gevonden werd met genoeg olie om de menorah uit de Tempel één dag te laten branden, maar waarvan die menorah door een wonder acht dagen bleef branden. Vandaar dat die Chanoekka-kandelaar acht armen heeft en een midden-arm waarmee de acht zij-armen worden aangestoken.
Het joodse geloof zit, zoals veel
geloven, vol met symboliek, hieronder benoem ik er nog een paar.
Gerechten met Pesach: met
Pesach herdenken de joden de uittocht uit Egypte. Tijdens de eerste avond van
het Pesach feest eten de joden de rituele Seder maaltijd. De jongste van het
gezin stelt dan de “vier vragen”. De antwoorden vertellen het Pesach verhaal.
Op verschillende momenten in het verhaal wordt iets gegeven van de
sederschotel:
Bittere kruiden en groenten (bv.
mierikswortel) zijn het symbool voor de ellende van de slavernij
Het zoute water is symbool voor de tranen van de slaven
karpas (peterselie of sla) is een teken van het voorjaar en hoop op de toekomst
Een hardgekookt ei is symbool voor de verwoesting van de tempel en de feestelijke offers in de tijd van de tempel
Een gebraden botje is symbool voor het paaslam dat iedere joodse familie offerde en at in de tijd van de tempel
Charoset is een mengsel van gemalen noten, appels en wijn, het is symbool van het cement dat de Israëlieten gebruiken bij het bouwen van Egyptische steden, maar het zoete ervan staat voor het geluk na de vrijheid
Matzes staan voor het ongerezen brood omdat de joden Egypte zo snel verlieten dat ze geen tijd hadden om te wachten op het rijzen.
Het zoute water is symbool voor de tranen van de slaven
karpas (peterselie of sla) is een teken van het voorjaar en hoop op de toekomst
Een hardgekookt ei is symbool voor de verwoesting van de tempel en de feestelijke offers in de tijd van de tempel
Een gebraden botje is symbool voor het paaslam dat iedere joodse familie offerde en at in de tijd van de tempel
Charoset is een mengsel van gemalen noten, appels en wijn, het is symbool van het cement dat de Israëlieten gebruiken bij het bouwen van Egyptische steden, maar het zoete ervan staat voor het geluk na de vrijheid
Matzes staan voor het ongerezen brood omdat de joden Egypte zo snel verlieten dat ze geen tijd hadden om te wachten op het rijzen.
Een menoeza is een kokertje op de rechterkant van de
deurpost van een joods huis. Hierin zit een rolletje perkament met een deel van
het Sjemagebed erin.
Chai is een Hebreeuws
woord en betekent leven. De joden
hechten grote betekenis aan het leven, in tegenstelling tot andere godsdiensten
die meer betekenis hechten aan het leven na dit leven. Een typische Joodse
toast is dan ook Lechaïm! (op het leven!). Giften voor liefdadigheid worden
vaak gegeven in veelvouden van 18, de numerieke waarde van het woord Chai, dat
in het Hebreeuws Chet-Jod geschreven wordt.
Joodse feestdagen
Veel van de joodse gedenkdagen
herinneren aan de gebeurtenissen die in het oude testament staan (Het eerste
deel van de christelijke bijbel).
Doordat men in het Joodse geloof
gebruik maakt van een maankalender vallen de feestdagen niet elk jaar op
dezelfde dag.
Op deze Joodse feestdagen mag er
niet worden gewerkt, gedragen, geschreven, geen elektriciteit gebruikt worden
en vuur worden gemaakt.
- Paasfeest, Pesach (Lente) 4 t/m 10 april 2015
Dit is het Joodse paasfeest of Feest van ongezuurde broden. Het Joodse paasfeest vindt zijn oorsprong in de geschiedenis van het volk van Israël. Tijdens Pasen viert men de uittocht van het Joodse volk vanuit Egypte. - Wekenfeest, Sjavoeot (Zomer) 24 en 25 mei 2015
Het wekenfeest wordt 7 weken na Pasen gevierd. Precies 7 weken na de uittocht verzamelde het Joodse volk zich aan de voet van de berg Sinaï. Aan de voet van deze berg bood God de 10 geboden aan, aan het Joodse volk.
Tijdens dit feest staat het leren centraal. Dit komt voort uit het verhaal waarin het volk zich had verslapen op de dag dat de geboden werden aangeboden. Om dit goed te maken leert men tot ’s ochtends vroeg uit de Thora.
- Loofhuttenfeest, Soekkot (Herfst) 28 september tot 4 oktober 2015
Dit feest duurt 7 dagen. Hierbij herdenkt men de 40 jaar dat het Joodse volk in hutten op de woestijn heeft gewoond. Deze hutten waren gemaakt van palmbladeren. Veel Joodse gezinnen bouwen tijdens dit feest hutten na in hun huis. De hut wordt gemaakt van takken en gebladerte van bomen en planten. In de hut eten ze en luisteren ze naar verhalen van de tochten door de woestijn. Na de 7 dagen volgen er nog 2 feestdagen; Sjemini Atseret, Simchat Tora. - Sjemini Atseret, slotfeest 5 oktober 2015
Dit is de achtste dag van de Soekkot. Hoewel de Soekkot 7 dagen duurt zijn er nog een achtste en negende dag. God heeft moeite met afscheid nemen en dus vieren de Joden door. Men bidt voor regen in de hoop op een vruchtbaar jaar. - Simchat Tora, vreugde der wet 6 oktober 2015
Tijdens de negende dag van de soekkot eert men de wetten van de Thora. Hierbij zijn de eerste vijf boeken van de Joodse bijbel belangrijk. De gedachte achter deze dag is dat men mag vieren dat deze wetten er zijn en dat het lezen van de bijbel nooit stopt. Daarom lezen ze achtereenvolgens het vijfde en het eerste hoofdstuk in de synagoge.
- Rosj Hasjana (joods nieuwjaar) 14/15 september 2015In de zevende maand van de Joodse kalender viert men het Joods nieuwjaar. Dertig dagen voorafgaand aan deze dag denkt men tijdens het bidden na over het afgelopen jaar. Zij vragen hier, mocht dit nodig zijn, vergeving voor hun zonden. Hierbij sturen ze ook kaarten met goede wensen rond. De eerste twee dagen van de maand Tisjri wordt het Joods nieuwjaar gevierd.
- Jom Kipoer (Grote verzoendag) 23 september 2015
Op de tiende dag van de zevende maand is het Jom Kipoer.Op Jim Kipoer kijkt God in het symbolische boek. In dit boek bestudeert hij de goede en slechte daden van de mensen. Dit hemelse boek blijft 10 dagen geopend. Na deze 10 dagen schrijft hij het lot van alle mensen op voor het komende jaar.De tussenliggende dagen tussen Rosj Hasjana en Jom Kipoer zijn dagen van bekering. In deze 10 dagen lezen mensen het verhaal van Abraham en het offer van Isaac.
- Chanoeka 7 t/m 14 december 2015
Chanoeka is het lichtfeest of toewijdinsfeest. Het verhaal van Chanoeke is geschreven in de apocriefen, niet in de Tenach. Chanoeka is ingesteld om de toewijding aan het altaar in de tempel van Jeruzalem te vieren.Het feest markeert de overwinning op de legers de Seleucieden. Deze konden het volk er niet van weerhouden het Joodse geloof te belijden.
In de Talmoed
worden twee gebruiken beschreven. Het was gebruikelijk om acht lampen op de
eerste nacht van het feest te laten schijnen, en het aantal met een te
reduceren bij iedere nacht. Een ander gebruik was, om op de eerste nacht met
een brandende lamp te beginnen, en iedere nacht een extra aan te steken tot er
acht brandden, op de achtste nacht. Het eerste gebruik werd door de volgers van
Sjammaj gevolgd, het laatste door die van Hillel. Volgens Josephus stonden de
lichten symbool voor de vrijheid die de joden verkregen, op de gebeurtenis die
op het feest wordt gevierd wordt.
- Vasten 10 Tevet 22 december 2015
Op deze dag wordt de aanval van de Babyloniers op Jeruzalem en de vernietiging van de Joodse Tempel herdacht. Het doel van het vasten is men na te laten denken over de slechte daden van anderen en zichzelf om terug te keren naar het goede. Het vasten begint op deze dag bij zonsopgang en duurt tot de avond. http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/feestdagen/12106-joodse-treurdagen-10de-tevet.html
- Andere Joodse feestdagen zijn:
- Toe Bisjevat (Bomenfeest)
- Ta’anit Ester (Vasten van Esther)
- Poerim (Lotenfeest)
- Jom Hasjoa (Holocaust herdenking
- Jom Ha-atsmaoet (Onafhankelijkheidsdag 1948)
- Lag Ba’omer (rouwperiode)
- Jom Jeroesjalaeim (herdenking inname Jeruzalem, 1967)
- Shiv’a Asar b’Tammuz (Vasten 17 Tammoez)
- Tisja Beav (Treurdag om Jeruzalem, 568 v. Chr en 70 n. Chr.)
http://www.beleven.org/feesten/joden/
Heilige boeken en teksten
De TeNaCH (de Hebreeuwse Bijbel of de Heilige Schrift)
Het hart van het Joodse geloof is
de
Tora. Dit zijn de eerste vijf boeken van de Hebreeuwse Bijbel die zijn
geschreven op een rol papier op twee houten stokken. Een tora-rol is gemaakt
van perkament (leer van een rein dier) en geschreven met speciale inkt. Elke
rol wordt met de hand geschreven. De tekst is weergegeven in kolommen van
maximaal 60 regels. Op één vel perkament komen 4 of 5 kolommen. Een echte
tora-rol is zeer kostbaar. De tekst mag je niet zomaar met de hand aanraken.
Bij het lezen wordt daarom een speciaal stokje gebruikt met aan het uiteinde
een handje. Dit stokje wordt ook wel een jad
(= hand) genoemd.
Het woord “Tora” is afgeleid van
het werkwoord “de weg wijzen” en houdt zoiets in als “richtsnoer” of
“aanwijzing”. Op een dieper niveau is dit wat de Tora voor veel mensen doet
binnen het Joodse geloof. Deze eerste
vijf boeken beschrijven samen één verhaal vanaf de schepping van de wereld tot
aan de dood van Mozes.
Deze vijf belangrijkste boeken heten:
- Genesis;Gaat over de schepping van de wereld, de aartsvaders en aartsmoeders (zoals Abraham, Sara, Jakob) en eindigt met het verhaal van Jakob, Jozef en de vestiging van het Hebreeuwse volk in Egypte.
- Exodus;Beschrijft de strijd om Egypte te verlaten, de openbaring van de Tora op de berg Sinaï (o.a. de tien geboden) en het begin van de tocht door de woestijn.
- Leviticus;Gaat over de Levieten en het beheren van het Heiligdom.
- Numeri;Begint met een volkstelling van de stammen en gaat verder met de tocht door de woestijn.
- Deuteronomium;Gaat over redevoeringen van Mozes over de tocht door de woestijn en eindigt met de dood van Mozes en de intocht van het volk in het Beloofde Land.
De vijf boeken van de Tora vormen samen het eerste deel van de drie
delen van de Hebreeuwse Bijbel. Daarna komen boeken die Nebiim (= Profeten)
worden genoemd. Deze geschriften gaan over
en zijn geschreven door profeten die misstanden aankaarten en opkomen
voor onderdrukten in de samenleving.
Vervolgens komt nog een serie boeken die Chetoebim (= geschriften)
worden genoemd. Deze boeken bevatten verhalen (zoals Ruth, Ester) en poëzie
(zoals Spreuken, Psalmen en Hooglied) en geschiedschrijving (Kronieken). In de
Chetoebim wordt vanuit de actuele situatie verwezen naar de Tora en de
Profeten.
Samen vormen deze drie delen de Hebreeuwse Bijbel. Een andere naam voor
de Hebreeuwse Bijbel is de TeNaCH. Hierin is de volgorde van belangrijkheid
terug te zien (Tora, Nebiim en Chetoebim).
De vijf boeken van de Tora worden ook wel “de Vijf Boeken van Mozes”
genoemd, omdat hij de boeken heeft geschreven en God hem de teksten er van zou
hebben gedicteerd tijdens de goddelijke openbaring. Dit is opmerkelijk, omdat
deze boeken ook de eigen dood en begrafenis van Mozes beschrijven. Traditionele
Joden hebben hier echter geen moeite mee, omdat zij geloven dat het hier om
Gods woorden gaan en niet om die van Mozes.
De Sefer Tora (torarol) is
het belangrijkste voorwerp in een synagoge. Het ligt in de Aron hakodesj, een kast waarvoor meestal een mooi versierd gordijn
hangt. Elke week wordt in traditionele synagogen op maandag, donderdag, sjabbat
en op feestdagen, een deel van de Tora voorgelezen.
De Talmoed (“de uitleg van de
wet”)
De Talmoed staat ook wel bekend als “de leer” en bestaat uit de Misjna en de Gemara. Deze bestaat maar liefst uit dertig delen.
- De Misjna (de wetten van het land)
De Misjna zijn richtlijnen voor een juiste levenswijze, ook wel halacha genaamd.
Deze zijn ontwikkeld door eerste geleerden en leraren en boden de
gemeenschap de structuur bij het beoefenen van het Joodse geloof. Deze
richtlijnen werden vaak vertaald in wetten en werden eeuwenlang alleen
mondeling doorgegeven. Het was tijdenlang verboden om het op te schrijven. De
rabbijn Jehoeda Hanassi heeft deze wetten uiteindelijk toch bij elkaar gebracht
en stelde zo de Misjna samen tussen 200 en 220. De Misjna is opgebouwd als een
wetboek en bevat lessen en uitspraken van wijzen uit het Jodendom. Daarnaast
bevat het ook een verzameling juridische besluiten en regels waar de Joodse
traditie nog steeds op steunt.
- De Gemara
De Gemara is een commentaar op de verschillende lessen van de Misjna.
Waar de Misjna vooral gaat over de juiste levenswijze, behandelt de Gemara
ook verhalen, legenden en delen van
preken).
De TeNaCH is maar klein als je
deze vergelijkt met de Talmoed. De meeste traditionele Joden richten zich op
het bestuderen van de Talmoed en niet op de Bijbel. Meer liberale Joden richten
zich vaker op de Bijbel en en niet op de Talmoed
De Joden en
Christenen belijden dezelfde God. Die God is de enige die heilig is.
De Joden zullen ook niet spreken over een stichter van hun geloof, Er zijn wel degelijk belangrijke personen in de geschiedenis van het Jodendom.
De Joden zullen ook niet spreken over een stichter van hun geloof, Er zijn wel degelijk belangrijke personen in de geschiedenis van het Jodendom.
1) God
De God van de Joden wordt 'Adonai' genoemd. In het Hebreeuws wordt zijn naam geschreven met de letters JHWH. God is één. De Joden belijden dat 'De Heer is God, de Heer is één.' Dit laatste kan ook vertaald worden met 'de Heer is alleen' of 'de Heer is de enige.' Het geeft aan dat er niemand zo heilig en zo hoog verheven is als hun God. Deze God maakte de hemel en de aarde met alles wat daarop is.
De God van de Joden wordt 'Adonai' genoemd. In het Hebreeuws wordt zijn naam geschreven met de letters JHWH. God is één. De Joden belijden dat 'De Heer is God, de Heer is één.' Dit laatste kan ook vertaald worden met 'de Heer is alleen' of 'de Heer is de enige.' Het geeft aan dat er niemand zo heilig en zo hoog verheven is als hun God. Deze God maakte de hemel en de aarde met alles wat daarop is.
2) Abraham
Abraham is
de aartsvader van het volk Israël. Het volk is letterlijk uit zijn nageslacht
ontstaan.
Abraham is een nakomeling van Sem, een van de zonen van Noach. Terach is de vader van Abraham. Abraham werd dor God geroepen om te gaan naar 'het land dat hij hem wijzen zou'. Abraham trekt jarenlang met zijn vrouw, Sara, familie en dienstknechten rond. Zijn vrouw is onvruchtbaar en geeft hem bijvrouwen die hem zonen geven. Op een bepaald moment verschijnt God aan Abraham en zegt hem dat zijn vrouw vruchtbaar is geworden. Zij baart een zoon, Isaak. God vraagt Abraham, jaren later, die zoon te offeren. Abraham is zeer gehoorzaam en wil dat gaan doen. God grijpt, door middel van een engel, in en geeft op het laatste moment een ram dat geofferd kan worden.
Abraham is een nakomeling van Sem, een van de zonen van Noach. Terach is de vader van Abraham. Abraham werd dor God geroepen om te gaan naar 'het land dat hij hem wijzen zou'. Abraham trekt jarenlang met zijn vrouw, Sara, familie en dienstknechten rond. Zijn vrouw is onvruchtbaar en geeft hem bijvrouwen die hem zonen geven. Op een bepaald moment verschijnt God aan Abraham en zegt hem dat zijn vrouw vruchtbaar is geworden. Zij baart een zoon, Isaak. God vraagt Abraham, jaren later, die zoon te offeren. Abraham is zeer gehoorzaam en wil dat gaan doen. God grijpt, door middel van een engel, in en geeft op het laatste moment een ram dat geofferd kan worden.
3) Mozes
Mozes was de
voornaamste profeet. Hij schreef de vijf boeken van de Thora, deze vijf boeken
zijn voor de Joden de belangrijkste van hun Tenach. Mozes ontving deze tekst
van God op de berg Sinaï.
Mozes is een belangrijk figuur in de geschiedenis van de Thora. Niet alleen schreef hij het, ook spelen veel bekende verhalen uit Genesis en Exodus rondom hem. Hij werd geboren terwijl zijn volk onderdrukt werd door de Egyptenaren. Alle jongetjes werden vermoord. Daarom besloot zijn moeder hem in een mandje in de Nijl te zetten. De prinses van Egypte vond hem en adopteerde hem (en gaf hem de naam Mozes). De zus van Mozes, Mirjam, die het mandje in de gaten hield bood aan een voedster voor de baby te zoeken en zo kon Mozes als zuigeling bij zijn moeder blijven. Daarna groeide hij als zoon van de prinses op aan de koninklijke hof van Egypte. Als Mozes tot het besef komt dat hij geen Egyptenaar is, raakt hij betrokken bij het volk van Israël. Uiteindelijk moet hij vluchten maar wordt 40 jaar later door God weer teruggestuurd om het volk onder de macht van Farao vandaan te halen. Onder leiding van Mozes vertrekt het volk uiteindelijk uit Egypte. Door met zijn stok op het water te slaan, komt er een pad door de Rode zee. Mozes leidt het volk veertig jaar in de woestijn. Daarna krijgt hij op de berg Sinaï de Thora toegesproken.
4) De Profeten
Profeten zijn spreekbuizen van God naar de mensen,
naar het volk, toe. God kiest zelf zijn profeten uit. Profeten herinnerden de
mensen vaak aan de regels zoals ze die van God gekregen hadden. In de eerste
vijf boeken zien we al profeten maar ook daarna zijn er nog velen. Een mooi en
duidelijk voorbeeld van hoe een profeet geroepen wordt en wat voor boodschap
hij moet brengen is terug te vinden in het boek van Jona. God roept Jona, zegt
hem naar Nineve te gaan en te zeggen dat de mensen zich moeten bekeren. In dit
verhaal is goed te zien hoe een profeet door God geleid en gestuurd wordt. Mozes is een belangrijk figuur in de geschiedenis van de Thora. Niet alleen schreef hij het, ook spelen veel bekende verhalen uit Genesis en Exodus rondom hem. Hij werd geboren terwijl zijn volk onderdrukt werd door de Egyptenaren. Alle jongetjes werden vermoord. Daarom besloot zijn moeder hem in een mandje in de Nijl te zetten. De prinses van Egypte vond hem en adopteerde hem (en gaf hem de naam Mozes). De zus van Mozes, Mirjam, die het mandje in de gaten hield bood aan een voedster voor de baby te zoeken en zo kon Mozes als zuigeling bij zijn moeder blijven. Daarna groeide hij als zoon van de prinses op aan de koninklijke hof van Egypte. Als Mozes tot het besef komt dat hij geen Egyptenaar is, raakt hij betrokken bij het volk van Israël. Uiteindelijk moet hij vluchten maar wordt 40 jaar later door God weer teruggestuurd om het volk onder de macht van Farao vandaan te halen. Onder leiding van Mozes vertrekt het volk uiteindelijk uit Egypte. Door met zijn stok op het water te slaan, komt er een pad door de Rode zee. Mozes leidt het volk veertig jaar in de woestijn. Daarna krijgt hij op de berg Sinaï de Thora toegesproken.
4) De Profeten
Hindoeïsme; Merel, Trudy, Marije & Annebel
Hindoeïsme
Literatuuronderzoek
Katholieke Akte 2014
PLT2
Merel Kebede
Marije Straathof
Trudy de Jong
Annebel Segaar
Inhoudsopgave
1. Stichters
en heilige personen
Het Hindoeïsme vindt zijn oorsprong in Hindoestan, wat
betekent: ‘Het land van de Hindoes’, beter bekend als India. Er zijn bijna 1
miljard Hindoes in India en in Nederland wonen er ongeveer 215.000. Je kunt
geen Hindoe worden. Je wordt als Hindoe geboren. Wel kun je de wetten van de
Dharma volgen. (Ganeri, 2000)
Ongeveer 1700 jaar voor Christus trokken Indo-Germaanse nomadenstammen het
Indiase continent binnen. Deze herdersstammen namen hun godheden mee. Deze
vereerden ze zonder tempels en
godenbeelden in de vrije natuur. Ze prezen hun daden in talrijke hymnen
(heldendichten op rijm). Het ‘goede’ van de oorspronkelijke Indiase bewoners
werd door hen opgenomen. Dit gegeven is kenmerkend voor het hele Hindoeïsme:
het oude wordt niet verdrongen of gewijzigd, maar in het bestaande
geïntegreerd. (F. Terhart, 2007)
Het Hindoeïsme kent geen stichter en heeft zich niet laten
vastleggen in een vast omlijnde geloofsbelijdenis voor iedereen. Het gaat om de
manier van leven met respect voor alles wat door God geschapen is ofwel de hele
wereld. Het blijft continu aan veranderingen onderhevig. De voorgeschreven
regels wat betreft voeding, kleding, huwelijk en eredienst zijn heel divers,
niet alleen in verschillende streken, maar ook in de sociale orde van het
kastestelsel (Terhart 2007 en Smart, 1999).
Het huidige Hindoeïsme kent dan ook allerlei richtingen:
pantheïsme, monotheïsme en zelfs atheïsme. Het geloof in 1 god en veelgoderij
bestaan naast elkaar. Er is sprake van wederzijds respect, want het idee dat er
een religie is die zaligmakend is, kennen ze niet. Verschillende stromingen
zijn:
● Visjnoeïsme: kennen avatara’s (incarnaties van hun
goden).
● Shivaïsme: kennen geen avatara’s van hun goden. Het
symbool van Shiva is een ‘lingam’(de fallus).
● Tantrisme: zoektocht naar goddelijke eenheid gaat
door middel van magische praktijken. De ‘moedergod’ staat op de voorgrond. Er
wordt vanuit gegaan dat er een overeenkomst is tussen de grootste en het
kleinste componenten van het universum en de mens. Verlossing wordt gezocht in
de vereniging van tegenstellingen.
● Shaktisme: incarnatie van Parvati, de vrouw van
Shiva, maar Shakti is het aspect van de vrouwelijke energie. Het is rituele
seksualiteit met als doel de scheppingsenergie op te wekken.
● Sikhsisme: zij geloven in 1 god , in 1 mensheid en in
afwijzing van de kasten. Zij leven op God gericht door het beoefenen van
meditatie, deugdzaamheid en barmhartigheid tegenover de armen en bedelaars. Zij
geloven ook in wedergeboorte. (F. Terhart, 2007)
Doordat de Hindoes respect hebben voor alle
leven op aarde, zijn de meesten vegetarisch. Ze eten echter allemaal geen
rundvlees, vanwege het feit dat de koe heilig is omdat deze melk geeft, een
waardevolle eiwitbron. (Ganeri, 2000)
Wel belangrijk is het geloof in
reïncarnatie, wat betekent dat je ziel opnieuw geboren wordt in een ander
lichaam. Dit kan mens of dier zijn. Je kunt veelvuldig herboren worden in de
cyclus van dood en wedergeboorte, de samsara. Het doel van de Hindoe is de
cyclus te doorbreken en te komen tot de moksha (verlossing). Dit kan bereikt
worden door het goede te doen in je leven (Karma).
Voor Hindoes heeft hun manier van leven
geen begin en geen einde. Het is er altijd, omdat God eeuwig is. Daarom wordt het Sanatan Dharma genoemd, wat
wil zeggen, de eeuwige, niet aan tijd, plaats en omstandigheden gebonden Dharma
( heilige wet). (Bansidhar, 2005)
Het hele sociale leven wordt bepaald door
de Dharma. Door deze wetten te volgen kan een mens tot zelfverwerkelijking
komen. Er zijn 10 voorschriften: (Wikipedia, 2014)
·
Onderwerping (aan de schepper)
·
Het vergelden van het kwaad met goed (vergeven)
·
Matigheid (een simpel bestaan leiden)
·
Reinheid (van zowel lichaam als geest)
·
Braafheid (trouw zijn aan je partner)
·
Het beteugelen van de zinnen
·
Kennis van de heilige boeken
·
Kennis van de hoogste ziel
·
Waarheidsliefde (de waarheid vertellen)
·
Beheersing van de woede
1.1.
Het kastenstelsel
●
(Paria's)
(onaanraakbaren of dalits, behoren niet tot het kastensysteem, maar vormen
veeleer een groepering die de Veda's niet mag en/of kan bestuderen) (Wikipedia, 2014)
1.2
De Hindoekalender
De Hindoekalender rekent met maanjaren, die ongeveer
11 dagen korter zijn dan zonnejaren. De hindoekalender loopt dit verschil in
door zeven keer per negentien jaar een extra (schrikkel)maand, malmas, adhik mas of laund, in te
lassen. De plaats van deze extra maand hangt af van de bewegingen van de zon
door de tekens van de dierenriem.
Het jaar, sjaka
of samvat, kent 12 maanden en 6
seizoenen: lente, zomer, moesson, herfst, winter en dauw.
Iedere maand kent 30 dagen en is verdeeld in twee
helften: paksja's.
Krisjna Paskja
(de donkere helft). Van
volle maan tot nieuwe maan (afnemende maan).
Sukla Paskja
(de lichte helft). Van
nieuwe maan tot volle maan (wassende maan).
De naam voor de volle maan is poernima en voor de nieuw maan amavasya.
Anders dan bij de meeste maankalenders begint de
maand met afnemende maan, dus direct na volle maan. Dit is het geval voor
hindoes die de Poernimanta-kalender gebruiken (de meerderheid), maar er zijn
ook hindoes die een andere kalender (de Amanta-kalender) volgen. Dan begint een
nieuwe maand wel met nieuwe maan. (Vink, 2014)
1.3 Hindoe
goden:
De meeste Hindoes zullen vertellen dat ze
in één god geloven, maar dat de veelheid aan vormen gezien moet worden als de
vlakjes van een diamant. Als er een lichtstraal op de diamant valt, dan lichten
er steeds andere facetten op, maar het blijft dezelfde diamant.
●
Brahma: Schepper.
Wordt nauwelijks vereerd, want is te abstract. Hij neemt geen vorm aan. Er
staat in India maar 1 tempel die aan Brahma is gewijd. De schepping is echter
strijdig met het continuleven. Daarom staat hij voor de alles doordringende, in
zichzelf bestaande macht. Hij heeft 4 hoofden die naar de 4 windrichtingen
kijken en rijdt op zwanen of zit op lotusbloemen. Ook heeft hij 4 handen,
waarvan hij er altijd 1 zegenend opheft. (indiaweb.nl; Terhart, 2007 en
Ganeri, 2000)
●
Shiva: Een van de
belangrijkste goden. Hij wordt vaak afgebeeld als een asceet. Hij is wit van ht
lijkenas. Gaat gekleed in een tijgervel of een olifantshuid en zijn haar draagt
hij in lange vlechten. Hij heeft 3 ogen. Dit derde oog zit in zijn voorhoofd.
Dit oog staat voor kennis en uit dit oog kan hij vuur laten voortrazen. Hiermee
vernietigt hij het universum als de schepping ten einde loopt. Hij draagt heel
veel tegenstellingen omdat hij het hele universum van hoog tot laag omvat. Zijn rijdier is de stier Nandi, welke bijna voor
iedere ingang van tempels, gewijd aan Shiva, ligt. (indiaweb.nl;
Terhart, 2007 en Ganeri, 2000)
·
Vishnu: Vriendelijk,
verschijnt steeds opnieuw in vele verschillende vormen op aarde. Wordt
afgebeeld met blauwe lichaamskleur en 4 armen, waarin hij een schelp, een
knots, een lotus en een discus draagt.
Om zijn hals een krans van woudbloemen en sieraden, waaronder het juweel
dat wensen vervult. Hij heeft 2 rijdieren, de slang Shesha en de vogel Garuda.
Hij bewaakt de wereld en grijpt in als er iets ernstigs mis dreigt te gaan. Hij verschijnt op aarde
in de vorm van de klassieke incarnaties: vis, schildpad, zwijn, de manleeuw
Narasimha, dwerg, Rama met bijl, Rama met boog, Krishna en buddha(vijand). De
laatst incarnatie Kalki moet nog komen. De populairste incarnaties zijn Krishna
en Rama met de boog, de held van de Ramayana. (indiaweb.nl; mensensamenleving.nl; Terhart,
2007 en Ganeri, 2000)
●
Ganesha: Zoon van
Shiva en Parvati. Hij heeft het hoofd van een olifant en hij rijdt op een rat.
Hij is de God van kennis en wijsheid die hindernissen wegneemt en wordt dus
door velen vereerd. Vereer je hem niet, dan schept hij hindernissen. Zijn hoofd
werd door zijn vader afgehakt, die hem niet had herkend. Toen heeft hij het
hoofd van het eerste wat voorbij kwam aan zijn zoon gegeven. Dit was een
olifant. (indiaweb.nl
en mensensamenleving.nl)
●
Krishna: Menselijke
incarnatie (verschijning) van Vishnu. Hij wordt meestal afgebeeld als
fluitspeler. In de geschriften komt hij voor als ondeugend kind, jongeling,
soldaat en koning. Ook komt hij voor als 9e incarnatie, Buddha
(vijand). (indiaweb.nl
en Ganeri, 2000)
●
Devi: Verzamelnaam
voor alle godinnen en staat voor actieve, vrouwelijke principe. (indiaweb.nl)
●
Hanuman: aanvoerder
apenleger. Staat voor kracht en heldendaden. (indiaweb.nl en Ganeri, 2000)
●
Lakshmi: vrouw van
Vishnu. Godin van voorspoed, geluk, rijkdom, schoonheid. Ze staat voor de
bevrijding uit de cyclus van leven en dood en wordt bereikt door hard werken, toewijding en opoffering.
Zij wordt vereerd tijdens het jaarlijkse lichtfeest Diwali. (indiaweb.nl)
●
Dhurga: de grote
hindoe-moedergodin, die de strijd met het kwade aanbindt om het goede te laten
overwinnen. De godin die de morele orde en rechtvaardigheid in het universum
handhaaft. Ze probeert het lijden uit te bannen. (indiaweb.nl en Ganeri, 2000)
●
Parvati: Echtgenote
van Shiva. Heeft verschillende namen: Aba of Ambika, een liefhebbende godin en
Durga if Kali, de vernietigende vorm. (indiaweb.nl en Ganeri, 2000)
●
Sarasvati: Godin van
de kunst, creativiteit en wetenschap/onderwijs. Vrouw van Brahma. De
muziekinstrumenten en studieboeken worden bij haar beeld gelegd om ze te
zegenen voor het nieuwe jaar. Wordt meestal op woensdag vereerd. (indiaweb.nl)
●
Rahma: Hij
vertegenwoordigt moed en deugd. Held uit het Ramayana, het grote religieuze heldenepos.
(indiaweb.nl)
●
Sita: vrouw van Rahma. Godin van de vruchtbaarheid,
landbouw en vegetatie. In de verhalen is zij de incarnatie van Lakshmi.
(indiaweb.nl)
●
Radha: Staat voor goddelijke liefde. Ze is de liefste vriendin van Krishna, vaak
afgebeeld als herderin. In de verhalen is zij ook een incarnatie van Lakshmi. (indiaweb.nl en Ganeri, 2000)
1.4 Goeroes
In het Hindoeïsme zijn altijd goeroes
geweest. Spirituele leraren of gids en die beschouwd worden als gedeeltelijke
reïncarnatie van een godheid, maar nog wel mens zijn. Een goeroe is een
perfecte profeet of boodschapper van god, waarin het licht van god volledig en
zichtbaar verschijnt. (F. Terhart, 2007)
De bekendste goeroe nu is Sai Baba, de
beroemdste geestelijk genezer en magiër.
Sommige Hindoes vereren Heilige Mannen ipv
goden. Heilige mannen zijn priesters (Sadhoe), godsdienstonderwijzers (Pandit)
en mensen, die hun huis en bezittingen hebben opgegeven om te gaan leven van gebed
en meditatie (Sannyasins). (Ganeri, Wat weten we over Hindoeïsme?, 2000)
2. Feesten
Het hindoeïsme kent diverse soorten vieringen; er zijn feesten om het
nieuwe seizoen in te luiden, hierbij spelen de goden een grote rol. Maar er
zijn ook feesten welke uitsluitend aan een god gewijd zijn. De festiviteiten
vinden voornamelijk in het voorjaar en het najaar plaats. Hierbij vervullen
Holi en Divali een belangrijke rol; Divali is het feest in de herfst, vlak voor
de start van de winter. Holi luidt de komst van de lente in. Deze twee feesten
worden met elkaar verbonden door een periode van ‘rust’ in de natuur en een
periode van groei, ontwikkeling en oogst. (Vink, 2014)
In totaal zijn er 174 vieringen per jaar. Door de grote hoeveelheid van
goden en godinnen en hun verschillende verschijningsvormen en door het feit dat
bepaalde feesten alleen binnen bepaalde kasten gevierd worden, is het lastig om
de belangrijkste feesten aan te geven. Dit verschilt per regio en kaste. De
meeste gezinnen vieren gemiddeld achtentwintig van deze festiviteiten, vaak
binnenshuis in besloten kring. (Wikipedia, 2014) Hindoes doen die dag bepaalde
vereringen en nuttigen speciaal voedsel. Deze vieringen staan ook vaak in het
teken van voorouders, familie en/of vrienden. Tijdens zogenaamde poedja’s,
erediensten voor goden en voorouders, worden er offervuren aangestoken om hen
te eren. Deze offervuren, hawans, worden
bij het familie-altaar of in de tempel uitgevoerd. Daarnaast zijn er een aantal
vieringen die grootster en buitenshuis gevierd worden.
Iedere viering en plechtigheid wordt afgesloten met het zingen van de
arti, een loflied. Vervolgens wordt het offer, de prasad, uitgedeeld aan de
gelovigen; het wordt dan geconsumeerd of gedragen (bijvoorbeeld bloemen). De
prasad bestaat over het algemeen uit zoetigheden en vruchten. Na het uitdelen
van de prasad volgt er een gezamenlijke maaltijd en brengt men tijd met elkaar
door. (Vink, 2014)
In Nederland worden voornamelijk het Holi-feest, Krishna Janamashtmi en
Divali buitenshuis gevierd. Tijdens deze feesten willen de gelovigen bijzondere
eer bewijzen aan God en er worden cultuur-historische gebeurtenissen herdacht.
Veel hindoes bezoeken tijdens deze feesten vrienden en familie om oude banden
aan te halen of juist nieuwe te maken. (Vink, 2014)
2.1 Raksha Bandhan
10 augustus 2014
Raksha
Bandhan is een feest voor broers en zussen en vindt plaats tijdens volle maan
in Sravana (meestal augustus). Zussen zoeken hun broers op en binden een
armbandje, Rakhi, welke dient als beschermkoord, om hun pols en de broer krijgt
een merkteken op het voorhoofd (worldpress.com). De broer geeft een geschenkje
aan zijn zus en beschermd haar. Het feest is bedoeld om de relatie tussen broer
en zus te gedenken. Het is geen godsdienstige plechtigheid, maar een verdieping
van de relatie tussen broer en zus. De relatie krijgt een diepere betekenis
naarmate de broer ouder wordt; hij zal haar moeten beschermen. Het maakt
duidelijk dat de vrouw er niet alleen voor staat, ook als zij eenmaal getrouwd
is, kan ze haar broer(s) om hulp vragen.
Tegenwoordig worden ook symbolische
broer/zus relaties geëerd op deze dag; vrienden en kennissen wisselen ook beschermkoordjes
en geschenkjes uit. (Vink, 2014)
2.2 Krishna Janamashtmi:
16 en 17 augustus 2014
Tijdens
dit feest wordt de geboorte van Krishna herdacht. Krishna wordt gezien als
volledige incarnatie van de god Vishnu. Het is een feest met veel dans, muziek,
zang en toneel en het lezen uit de Bhagavadgita. Deze verhalen over het leven
en de leer van Krishna, staan centraal in diverse tempels en bijeenkomsten. (Vink, 2014)
2.3 Ganesh Chaturthi (Geboortedag
Ganesha)
Op deze dag wordt de god Ganesh vereerd.
Hij is bekend als melkdrinkende godheid; de god met het olifantenhoofd. Hij
neemt hindernissen weg en is de beschermheilige van reizigers. Hindoes bidden
tot Ganesha als ze aan een nieuwe stap in hun leven beginnen, bijvoorbeeld bij
verhuizingen, een nieuwe baan of het huwelijk.
In delen van India wordt dit feest
zeer groots gevierd; het duurt soms wel 9 dagen. (Vink, 2014)
2.4 Pitra Paksj
9 t/m 23 september 2014
eze periode valt samen met de
nieuwe maan van de maand Asvina (september/oktober). Gedurende deze periode
worden overleden ouders en familieleden herdacht. Er worden allerlei diensten
en ceremonies gehouden, waarbij de dodenoffers, straaha’s, centraal staan. De
hindoes hebben diverse verplichtingen tegenover hun ouders en voorouders. Deze
schuld wordt afgelost door voor hen te zorgen op latere leeftijd en hen te eren
tijdens erediensten en tijdens de Pitra Paksj. Door hun voorouders te eren,
zullen de voorouders instaan voor het
welzijn van hun nakomelingen. De religieuze voorschriften geven aan dat
de oudste zoon de offerplicht uitvoert. Daarom is het zo belangrijk voor
hindoes om een zoon te hebben . (Vink, 2014)
2.5 Navaratri (tweede periode)
24 september t/m 2 oktober 2014
Deze
periode volgt direct op de Pitra Paksj en is een negen dagen durende periode
van dans en aanbidding. Er wordt een offerdienst gehouden waarbij de negen
verschijningsvormen van de vrouw van Shiva, Durga, worden vereerd. Durga is de
vernietiger van slecht karma. (Moppe, 2013)
Na de offerdienst worden in sommige gezinnen de Durga-cahlisa voorgelezen en de
geofferde spijzen uitgedeeld. (Vink, 2014)
Door mee te doen met de festiviteiten, zoals het vieren van de nachten door
veel lawaai te maken en vrolijke kleding en sieraden te dragen, krijgen de
mensen de energie om het kwaad te overwinnen. (Moppe, 2013)
2.6 Dussera (Vijaya Dasami)
3 t/m 12 oktober 2014
Tijdens de Dussera staat de
overwinning van het goede (in de vorm van Shri Rama) op het kwaad centraal (de
demonenkoning Ravan). Het is het einde van Navatri, wat op de tiende dag
gevierd wordt. Tijdens dit tiendaagse festival speelt de opvoering van de Ramayana
een belangrijke rol. Tijdens dit toneelstuk worden de belangrijkste
gebeurtenissen uit het leven van Ram(a) en de demon Ravan opgevoerd. De
voorstelling begint na zonsondergang en gaat door tot diep in de nacht. De
gehele voorstelling neemt soms meer dan tien dagen in beslag. Naast het podium
zit een groep priesters die een gedeelte van het dichtwerk van Tulsidas
voorleest. Tulsidas heeft het verhaal van Ram en Ravan beschreven. De
voorstelling speelt zich af op verschillende locaties. Het publiek volgt de
acteur te voet of per rijtuig naar de volgende locatie waar het stuk wordt
hervat.
Voor
het begin van Dussera worden er drie meter hoge poppen gemaakt van stro, welke
worden gevuld met vuurwerk. Deze poppen stellen Ravan, zijn broer en zijn zoon
voor. Op de tiende dag wordt de overwinning gevierd, de Viiavdashami. De poppen
worden in brand gestoken als teken van overwinning. (Vink, 2014)
2.7 Divali
23 oktober 2014
Divali is het feest van de duizend lichtjes. Het
feest is gewijd aan Maha Lakshmi, de godin van het licht, voorspoed, geluk,
succes, wijsheid en welvaart. Na Divali gaan veel hindoes op bedevaart naar de
heilige rivier de Ganges om een religieus bad te nemen. Het gaat tijdens dit
feest om de goede dingen die het kwade overwinnnen; het licht wint van het
donker, de warmte van de kou etc. Hindoes maken voor Divali hun huis schoon en
er wordt een week lang geen vlees gegeten of alcohol gedronken. Zo worden ze
ook van binnen gereinigd. Er wordt uitgebreid gebaad en er worden nieuwe kleren
aangetrokken. Vervolgens wordt het hele huis verlicht door diya’s, aarden
schoteltjes met geklaarde boter als brandstof en een katoenen pitje. De oudere
vrouwen van de familie voeren een plechtigheid uit voor de deur van hun huis, waarbij
ze bidden tot Lakshmi en haar vragen het huis te bezoeken. Deze lichtjes
branden de hele nacht, zodat de godin het huis kan vinden. Door de lichtjes
worden de mensen verlicht en krijgt men het gevoel met een schone lei te kunnen
beginnen. Tijdens deze dag zoeken families en vrienden elkaar op en wensen
elkaar veel geluk. (Vink, 2014)
2.8 Basant Pachami
25 januari 2015
Dit
feest luidt de komst van de lente in. Er wordt een begin gemaakt met het
opbouwen van de holika, een grote brandstapel die de avond voor het Holi-feest
(40 dagen later) wordt aangestoken. Op een centrale plaats in de woonplaats
wordt op rituele wijze een Castor-olie plant geplant.
Rondom deze plant worden iedere dag
takken, bladeren, hout en ander brandbaar materiaal verzameld (wikipedia.nl).
Deze brandstapel staat symbool voor
de heks Holika, die het kwaad in de wereld en met name in de mens voorstelt. In
Nederland wordt deze brandstapel pas de dag zelf (Holika Dahan) opgebouwd. Op
deze dag worden ook erediensten gehouden ter ere van Saraswati, de echtgenote
van Brahma (God als schepper). Zij is de godin van de wijsheid en schone
kunsten. (Vink, 2014)
2.9
Holika Dahan
5 maart 2015
Dit is de avond voor Holi, waarbij
men de van te voren (tijdens Basant Pachami) opgebouwde Holika
verbrandt. Dit symboliseert het kwade. Tijdens de ceremonie loopt iedereen
rondom het vuur en roepen verwensingen aan het kwaad. Bovendien worden er
rijstkorrels, aarde en stenen in het vuur gegooid om slechte gewoonten en
gedachten te verbranden. (Vink, 2014)
2.10 Holi
6 maart 2015
Dit
lente-feest is tevens het nieuwjaarsfeest van de hindoes en symboliseert de
overwinning van het goede op het kwade: van licht op duisternis, van kennis op
onwetendheid, van recht en waarheid op onrecht en onwaarheid. Op de ochtend van
Holi komen de mensen bij elkaar op de plek van de verbrande brandstapel. Er
wordt een gebed uitgesproken en zegewensen voor geluk en welzijn voor het
nieuwe jaar. Vervolgens brengt men bij elkaar met as een stip aan op het
voorhoofd (tilak), ten teken dat het kwaad overwonnen is. Na deze plechtigheid wordt
er de hele dag gegeten, gedronken en gezongen waarbij men elkaar besprenkeld
met geurwater, gekleurde as en allerlei vloeistoffen. Dit symboliseert de in
bloei staande natuur en het begin van de lente, het nieuwe jaar. (Vink, 2014)
2.11 Navaratri (eerste periode)
20 t/m 27 maart 2015
Tijdens
deze periode begint de vastenperiode die vier maanden duurt; tot de tweede
Navaratri in september/oktober. De festiviteiten gedurende Navaratri duren
negen dagen en nachten en staan in het teken van de godin Durga, een van de
verschijningsvormen van Parvati, de echtgenote van de god Shiva (beleven.org). Tijdens de negen nachten durende devotionele dienst,
worden de negen manifestaties van Durga Mata vereerd. Op de eerste dag wordt
Durga Mata vereerd in de vorm van Shailputri. In de wereld waarin wij onszelf
bevinden is materialisme en succes het middelpunt. Dit zorgt uiteindelijk ook
voor faalangst en frustraties. Shailputri zorgt daarom ook voor een
tevredenheidsgevoel. (Organisatie voor Hindoe Media, 2012)
2.12 Ramnavmi
27 maart 2015
Ramnavmi is de geboortedag van
Rama, de incarnatie van de god Vishnu als mens. Rama wordt door de hindoes als
ideale mens en koning gezien; de ideale samenleving wordt ‘Ramraj’ genoemd
(Godsrijk). Op deze dag worden er meerdere diensten en ceremonies gehouden ter
ere van Rama. Hierbij worden verschillende delen uit de Ramayana van Tulsidas
gelezen en gezongen. (Vink, 2014)
2.13 Hanuman Jayanti
3 april 2015
Dit is de viering van de
geboortedag van de apengod Hanuman. Hij was de trouwe volgeling en helper van
Rama uit de Ramayana. Hanuman wordt gezien als beschermer tegen en verdrijver
van kwade geesten en demonen. Tijdens verscheidene diensten wordt er
voorgelezen uit de Hanuman-chalisa (een loflied) en wordt een jhandi geplant (
een vlag aan een bamboestok). (Vink, 2014)
2.14 Nag Pantsjami (I) en Nag Pantsjami (II):
4 augustus 2015 & 19 augustus 2015
Nag
Pantsjami wordt twee keer achter elkaar gevierd: op de vijfde dag van de donkere
helft van de maand Sravana en de vijfde dag van de lichtere helft van de maand
Sravana. Het is een slangenfestival ter ere van de slangengoden. Er wordt
tijdens deze dagen een hulde gebracht aan alle dieren. Alle dieren worden
gezien als kralen aan hetzelfde kosmische snoer; ze zijn niet alleen
afhankelijk van elkaars bestaan, maar maken elkaars bestaan ook mogelijk. Er
wordt op deze dagen gebeden voor slangen en ze worden gevoed met melk. (Vink, 2014)
3. Rituelen en symbolen
Het hindoeïsme kent verschillende
rituelen en voor de belangrijkste rituelen dient men altijd een priester
(brahmaan) in te schakelen. (Vries, 2003)
De hindoes houden er thuis ook dagelijkse rituelen op na die ieder op zijn
eigen manier en op een zelfgekozen tijdstip uitvoert. Elke gelovige is dan ook
verantwoordelijk voor zijn eigen religieuze rituelen. Door middel van het juist
naleven van de zelfontwikkelde regels probeert een hindoe een zo goed mogelijke
relatie op te bouwen met zijn ‘persoonlijke’ godheid. Deze ‘persoonlijke’
godheid is door de hindoe gekozen uit de duizenden goden en godinnen die tot
het hindoeïsme behoren. Elke gelovige leert de basisregels om zijn god op de
juiste manier te kunnen vereren, maar het allerbelangrijkste kenmerk blijft dat
hindoes voor zichzelf kunnen bepalen hoe en wanneer zij hun god vereren, dit
wordt puja genoemd. Hierdoor bestaat er geen algemene beschrijving van het
hindoeïstische ritueel aangezien dit van persoon tot persoon kan variëren en
elke streek in India beschikt over lokale gebruiken vanuit eeuwenoude
tradities. De priesters houden wel vast aan rituelen zoals deze in de Veda’s
beschreven zijn en moeten niets hebben van de mengeling van oude tradities en
lokale varianten zoals de Indiase bevolking.
3.1 Puja
Puja is het ritueel waarbij offers
worden gebracht en wordt, afhankelijk van de zelfontwikkelde regels, dagelijks
of wekelijks uitgevoerd. Elke hindoe heeft (meestal) thuis een speciale plek
waar zijn puja wordt uitgevoerd. Op deze speciale plek staan beeldjes van de
goden of andere objecten die symbool staan voor de goden, waar de hindoe een
band mee heeft opgebouwd (de Vries, 2003). Bij rijkere families is vaak een
apart altaar gemaakt met beelden van metaal, goud of zilver maar voor armeren
kan deze speciale plek ook een vrijgehouden plekje op de grond zijn met houten
beeldjes. De hindoes geloven dat de ziel van de godheid bezit heeft genomen van
het beeldje en wordt dan ook behandeld als een menselijk wezen die de hele dag
door bezig gehouden moet worden. Puja is
dan ook niet zozeer het offeren, maar bezig zijn met de goden. Hindoes brengen
de goden offers in de vorm van voedsel, bloemen, vuur of water maar ook bloed
van een offerdier. De offers worden gegeven met als doel iets gedaan te
krijgen. De god nuttigt het offer en het materiële dat overblijft wordt aan de
armen of aan de dieren gegeven. Naast het offeren wekken de hindoes hun god ‘s
morgens met muziek, wordt hij voorgelezen, gewassen en aangekleed met bloemenslingers.
In tempels wordt de god soms naar een slaapkamer gebracht waar hij het
gezelschap van zijn vrouw(en) krijgt, ook in de vorm van een beeld. (Vries, 2003)
3.2 Ashrama’s
‘Hindoes zijn onderverdeeld in vier
klassen of kasten die traditioneel gebaseerd zijn op het werk dat ze doen. De
hoogste kaste is die van de priesters, daarna komen de soldaten en edelen.
Onder hen bevinden zich de kooplieden en daaronder de gewone arbeiders. Een
vijfde groep staat buiten het kastenstelsel omdat ze de smerigste klusjes
opknappen. Je wordt geboren in een bepaalde kaste maar nadat je bent overleden,
kun je herboren worden in een hogere of lagere kaste, afhankelijk van je karma
(Ganeri, 2000)’. De drie hoogste kasten leven volgens de vier levensfasen,
ashrama’s, en hebben betrekking op het leven van een man. De vrouw is binnen
het hindoeïsme haar hele religieuze leven ondergeschikt aan de man, aldus de
Vries, 2003. Elk belangrijk moment in het leven van een hindoe wordt voltrokken
door rituelen en ceremonies.
‘De eerste levensfase begint als een jongetje 8 tot 12 jaar is. Hij wordt bij
een leraar in opleiding gegeven en krijgt zijn heilige koord, de yajnopavita,
het teken van zijn hogere kaste. De yajnopovita is een lange lus van
katoendraad, wat de hindoe zijn hele leven moet dragen. Dit ritueel wordt
‘dvija’ genoemd en de jongen wordt hierbij voor de tweede keer ‘geboren’ door
het opzeggen van gebeden rond het heilige vuur.
De tweede levensfase volgt nadat de jongen terug komt in zijn ouderlijk huis,
na het afronden van zijn opleiding. Zijn ouders hebben inmiddels een geschikte
vrouw voor hem gevonden waar hij mee trouwt. De rol van huisvader wordt gezien
als de tweede levensfase waarin hij een gezin zal stichten en een zo goed
mogelijk leven leidt.
Als zijn zoon de fase heeft bereikt waarin hij zelf een gezin zal stichten zal
de hindoe zijn huis verlaten en zich terugtrekken om de rest van zijn leven te
wijden aan meditatie en godsdienst. Zijn vrouw mag hem vergezellen maar hij
dient alle aardse goederen achter te laten. Dit wordt gezien als de derde
levensfase.
De laatste levensfase voltrekt zich wanneer de hindoe de zoon van zijn zoon
geboren heeft zien worden. In deze fase trekt hij zich helemaal uit de
maatschappij terug om als asceet van pelgrimsplaats naar pelgrimsplaats te
trekken. Hij wordt dan een sanyassin genoemd en beschouwd als een heilige. Een
sanyassin wordt na zijn dood niet gecremeerd maar begraven in lotuszit alsof
hij nog steeds ‘aan het mediteren is’. (Vries, 2003)
3.3 Geboorte
De geboorte van een kind wordt gezien als een onreine gebeurtenis waar alleen
een vroedvrouw immuun voor is. Na de geboorte trekt een priester een speciale
horoscoop waaraan de naam van het kind wordt vastgesteld. De horoscoop wordt
ook gebruikt om de toekomst van de baby te voorspellen. De naam wordt pas op de
twaalfde dag na de geboorte gegeven en heeft vaak een speciale betekenis of de
naam van 1 van de goden of godinnen.
3.4 Huwelijk
Vaak is het huwelijk door families geregeld. Een bruiloft duurt een aantal
dagen waarin vijftien rituelen worden verricht. Er bestaat een ritueel waarbij
zeven stappen rond het heilige vuur worden gezet en bij elke stap wordt een
gelofte gedaan. Ook krijgen de bruid en bruidegom beiden speciaal gewijde
rijstkorrels op het hoofd gelegd als symbool voor welvaart en geluk. Daarnaast
krijgt de bruid vaak rijst en vruchten in haar schoot met de symbolische wens
veel kinderen te krijgen. Tijdens het huwelijk verhuist de bruid naar het huis
van de man. Er wordt een bruidsschat betaalt, die vaak armere tot levenslange
schulden kan leiden.
3.5 Bhimarathi
Bhimarathi betekent letterlijk ‘nacht van de vrees’ en dit ritueel wordt
uitgevoerd op de zevende dag van de zevende maand van het jaar dat een hindoe
zevenenzeventig is geworden. Op deze leeftijd zal men zonder vrees kunnen
sterven en na het ritueel is de hindoe vrijgesteld van zijn religieuze
verplichtingen.
3.6 Dood en
crematie
De dood wordt ook als een onreine gebeurtenis ervaren, maar doodgaan geeft
hindoes ook de mogelijkheid om een goede wedergeboorte te krijgen. ‘De
stervende krijgt magische spreuken toegefluisterd en om de geesten van het
dodenrijk gunstig te stemmen wordt rijst geofferd’ (de vries, 2003). Nadat de
hindoe is overleden wordt de schedel met een geheiligd stokje gespleten om de
ziel uit het lichaam los te kunnen laten om herboren te worden. Het lichaam
wordt in doeken gewikkeld en naar een crematieplek gebracht. Deze liggen vaak
aan de oever van een heilige rivier zodat de as in de heilige rivier kan worden
uitgestrooid. Voor de crematie wordt het lichaam op een verhoogd platform van blokken
sandelhout gelegd. De oudste zoon van de familie steekt het vuur aan. Elk jaar
wordt de sterfdag van de persoon herdacht in de vorm van een plechtigheid. (Ganeri, 2000)
3.7 Heilige
rivieren
De rivieren de Ganges en de Yumna zijn de bekendste heilige rivieren in het
leven van een hindoe, omdat zij zich hierin vrij kunnen wassen. Een hindoe
heeft als ideaal zich minstens 1 maal van zonden vrij te wassen met het water
uit de Ganges. Aan de oevers van de Ganges staan trappen, ghats, die pelgrims
de mogelijkheid bieden zich te wassen. Op dezelfde plekken worden echter ook
crematies gepleegd waarbij de as in datzelfde water wordt gestrooid. Voor
hindoes is dit een heel gewoon ritueel en vaak nemen zij ook gangeswater mee
naar huis om te gebruiken bij andere rituelen zoals het reinigen van voedsel
voor de puja.
3.8 De heilige
koe
Vroeger werden dierenoffers gebracht om de goden gunstig te stemmen. Later zijn
deze offers afgeschaft en hebben bepaalde dieren een aparte status gekregen.
Waaronder de koe die onschendbaar is. Vaak worden koeien getooid en hebben zij
een rode tika op de kop. Enige vorm van geweld tegen een koe is absoluut uit
den boze. Er wordt dan ook geen rundvlees gegeten door hindoes, aldus Ganeri,
2000. Koeien mogen wel gebruikt worden voor hun melk, yoghurt, boter, urine en
mest. Dit zijn zeer krachtige, reinigende materialen bij rituelen. Daarnaast
geloven de vrouwen, wanneer ze volgens de legende drie maanden lang een geel
koordje om hun pols hebben gedragen tot het festival Divali en deze daarna om
de staart van een koe binden, dit hen helpt om het paradijs te bereiken.
Mochten zij het daaropvolgende jaar sterven.
3.9 Meditatie
Hindoes gebruiken meditatie om hun lichaam en geest voor te bereiden op de moskha,
dit is de verlossing van de kringloop der geboorte. Tijdens de meditatie
concentreren hindoes zich volledig op mantra’s. Mantra’s zijn magische zinnen
of een serie klanken die bij een bepaalde godheid horen, aldus de Vries, 2003.
‘Door zich volledig op de mantra’s te concentreren kunnen hindoes hun gedachten
ordenen terwijl ze aan het mediteren zijn’. (Ganeri, 2000)
3.10 Tika
‘Het is de gewoonte om ‘s morgens vroeg, als een van de eerste religieuze
handelingen, een heilig teken aan te brengen op het voorhoofd, op die plek waar
men denkt dat het derde oog, het oog van het hogere inzicht, zich bevindt. (Vries, 2003) Aan de vorm van de
tika kun je zien of de hindoe aanhanger is van Vishnu of van Shiva. De
aanhangers van Vishnu tekenen namelijk twee verticale lijnen en de aanhangers
van Shiva tekenen drie horizontale lijnen van rood of oranje gekleurde
saffraanpoeder.
3.11 Om
De hindoes hebben een heilig geluid ‘Om’ wat geschreven in het hindi het
heilige symbool voor het hindoeïsme weergeeft. Om is het symbool van
geestelijke volmaaktheid en wordt opgedreund aan het begin van gebeden,
zegeningen en lezingen uit de heilige boeken en gebruikt tijdens meditaties. (Ganeri, 2000)
3.12 Swastika
‘De swastika, ook wel bekend als
het hakenkruis, is een eeuwenoud hindoe symbool voor vrede. het wordt dikwijls
op kaarten en uitnodigingen afgedrukt en in stoffen geweven om geluk te
brengen. In de 20e eeuw namen de nazi’s in Duitsland het symbool over, keerden
het om en maakte het ot een symbool van het kwaad’. (Ganeri, 2000)
3.13 Lotusbloem
De lotusbloem is een symbool voor de god Vishnu en komt volgens Ganeri (2000)
veel terug in kunst en tempels in India.
3.14 Shri
‘Het shri symbool is een teken van welvaart en welzijn binnen het hindoeisme’. (Ganeri, 2000)
‘De eerste levensfase begint als een jongetje 8 tot 12 jaar is. Hij wordt bij een leraar in opleiding gegeven en krijgt zijn heilige koord, de yajnopavita, het teken van zijn hogere kaste. De yajnopovita is een lange lus van katoendraad, wat de hindoe zijn hele leven moet dragen. Dit ritueel wordt ‘dvija’ genoemd en de jongen wordt hierbij voor de tweede keer ‘geboren’ door het opzeggen van gebeden rond het heilige vuur.
De tweede levensfase volgt nadat de jongen terug komt in zijn ouderlijk huis, na het afronden van zijn opleiding. Zijn ouders hebben inmiddels een geschikte vrouw voor hem gevonden waar hij mee trouwt. De rol van huisvader wordt gezien als de tweede levensfase waarin hij een gezin zal stichten en een zo goed mogelijk leven leidt.
Als zijn zoon de fase heeft bereikt waarin hij zelf een gezin zal stichten zal de hindoe zijn huis verlaten en zich terugtrekken om de rest van zijn leven te wijden aan meditatie en godsdienst. Zijn vrouw mag hem vergezellen maar hij dient alle aardse goederen achter te laten. Dit wordt gezien als de derde levensfase.
De laatste levensfase voltrekt zich wanneer de hindoe de zoon van zijn zoon geboren heeft zien worden. In deze fase trekt hij zich helemaal uit de maatschappij terug om als asceet van pelgrimsplaats naar pelgrimsplaats te trekken. Hij wordt dan een sanyassin genoemd en beschouwd als een heilige. Een sanyassin wordt na zijn dood niet gecremeerd maar begraven in lotuszit alsof hij nog steeds ‘aan het mediteren is’.
De geboorte van een kind wordt gezien als een onreine gebeurtenis waar alleen een vroedvrouw immuun voor is. Na de geboorte trekt een priester een speciale horoscoop waaraan de naam van het kind wordt vastgesteld. De horoscoop wordt ook gebruikt om de toekomst van de baby te voorspellen. De naam wordt pas op de twaalfde dag na de geboorte gegeven en heeft vaak een speciale betekenis of de naam van 1 van de goden of godinnen.
Vaak is het huwelijk door families geregeld. Een bruiloft duurt een aantal dagen waarin vijftien rituelen worden verricht. Er bestaat een ritueel waarbij zeven stappen rond het heilige vuur worden gezet en bij elke stap wordt een gelofte gedaan. Ook krijgen de bruid en bruidegom beiden speciaal gewijde rijstkorrels op het hoofd gelegd als symbool voor welvaart en geluk. Daarnaast krijgt de bruid vaak rijst en vruchten in haar schoot met de symbolische wens veel kinderen te krijgen. Tijdens het huwelijk verhuist de bruid naar het huis van de man. Er wordt een bruidsschat betaalt, die vaak armere tot levenslange schulden kan leiden.
Bhimarathi betekent letterlijk ‘nacht van de vrees’ en dit ritueel wordt uitgevoerd op de zevende dag van de zevende maand van het jaar dat een hindoe zevenenzeventig is geworden. Op deze leeftijd zal men zonder vrees kunnen sterven en na het ritueel is de hindoe vrijgesteld van zijn religieuze verplichtingen.
De dood wordt ook als een onreine gebeurtenis ervaren, maar doodgaan geeft hindoes ook de mogelijkheid om een goede wedergeboorte te krijgen. ‘De stervende krijgt magische spreuken toegefluisterd en om de geesten van het dodenrijk gunstig te stemmen wordt rijst geofferd’ (de vries, 2003). Nadat de hindoe is overleden wordt de schedel met een geheiligd stokje gespleten om de ziel uit het lichaam los te kunnen laten om herboren te worden. Het lichaam wordt in doeken gewikkeld en naar een crematieplek gebracht. Deze liggen vaak aan de oever van een heilige rivier zodat de as in de heilige rivier kan worden uitgestrooid. Voor de crematie wordt het lichaam op een verhoogd platform van blokken sandelhout gelegd. De oudste zoon van de familie steekt het vuur aan. Elk jaar wordt de sterfdag van de persoon herdacht in de vorm van een plechtigheid.
De rivieren de Ganges en de Yumna zijn de bekendste heilige rivieren in het leven van een hindoe, omdat zij zich hierin vrij kunnen wassen. Een hindoe heeft als ideaal zich minstens 1 maal van zonden vrij te wassen met het water uit de Ganges. Aan de oevers van de Ganges staan trappen, ghats, die pelgrims de mogelijkheid bieden zich te wassen. Op dezelfde plekken worden echter ook crematies gepleegd waarbij de as in datzelfde water wordt gestrooid. Voor hindoes is dit een heel gewoon ritueel en vaak nemen zij ook gangeswater mee naar huis om te gebruiken bij andere rituelen zoals het reinigen van voedsel voor de puja.
Vroeger werden dierenoffers gebracht om de goden gunstig te stemmen. Later zijn deze offers afgeschaft en hebben bepaalde dieren een aparte status gekregen. Waaronder de koe die onschendbaar is. Vaak worden koeien getooid en hebben zij een rode tika op de kop. Enige vorm van geweld tegen een koe is absoluut uit den boze. Er wordt dan ook geen rundvlees gegeten door hindoes, aldus Ganeri, 2000. Koeien mogen wel gebruikt worden voor hun melk, yoghurt, boter, urine en mest. Dit zijn zeer krachtige, reinigende materialen bij rituelen. Daarnaast geloven de vrouwen, wanneer ze volgens de legende drie maanden lang een geel koordje om hun pols hebben gedragen tot het festival Divali en deze daarna om de staart van een koe binden, dit hen helpt om het paradijs te bereiken. Mochten zij het daaropvolgende jaar sterven.
Hindoes gebruiken meditatie om hun lichaam en geest voor te bereiden op de moskha, dit is de verlossing van de kringloop der geboorte. Tijdens de meditatie concentreren hindoes zich volledig op mantra’s. Mantra’s zijn magische zinnen of een serie klanken die bij een bepaalde godheid horen, aldus de Vries, 2003. ‘Door zich volledig op de mantra’s te concentreren kunnen hindoes hun gedachten ordenen terwijl ze aan het mediteren zijn’.
‘Het is de gewoonte om ‘s morgens vroeg, als een van de eerste religieuze handelingen, een heilig teken aan te brengen op het voorhoofd, op die plek waar men denkt dat het derde oog, het oog van het hogere inzicht, zich bevindt.
De hindoes hebben een heilig geluid ‘Om’ wat geschreven in het hindi het heilige symbool voor het hindoeïsme weergeeft. Om is het symbool van geestelijke volmaaktheid en wordt opgedreund aan het begin van gebeden, zegeningen en lezingen uit de heilige boeken en gebruikt tijdens meditaties.
‘De swastika, ook wel bekend als het hakenkruis, is een eeuwenoud hindoe symbool voor vrede. het wordt dikwijls op kaarten en uitnodigingen afgedrukt en in stoffen geweven om geluk te brengen. In de 20e eeuw namen de nazi’s in Duitsland het symbool over, keerden het om en maakte het ot een symbool van het kwaad’.
De lotusbloem is een symbool voor de god Vishnu en komt volgens Ganeri (2000) veel terug in kunst en tempels in India.
‘Het shri symbool is een teken van welvaart en welzijn binnen het hindoeisme’.
4. Heilige
boeken of teksten
Het hindoeïsme kent niet één, maar meerdere
heilige geschriften, zoals de Ramanaya, Bhagavad Gita, Purana’s en Upanishads.
De basis van al deze geschriften wordt gevormd door de Veda’s. De Veda’s
behoren tot de oudste geschriften van de mensheid. Rond 1500 voor Christus
is de eerste Veda op bladeren
geschreven. Het woord Veda betekent letterlijk ‘weten’. In de Veda’s vindt je informatie over verschillende
wetenschappen en filosofieën. De kennis van de Veda’s is onderverdeeld in vier
delen. (Rig- Veda, Sama- Veda, Yajur- Veda en Atharva- Veda). Bij elkaar kennen deze vier delen zo een
20.000 mantra’s. De inhouden van de Veda’s zijn afkomstig van de Rishi’s.
Rishi’s zijn wijze en hoogontwikkelde mensen die omschreven zouden kunnen
worden als de eerste wetenschappers. De Rishi’s hebben de kennis uit de Veda’s
ontvangen toen zij in diepe meditatie waren. In deze toestand waren de Rishi’s
in staat om contact te leggen met de kosmos en ontvingen zo trillingen die uiteindelijk zijn vertaald naar
mantra’s. De mantra’s van de Veda’s zijn
eeuwenlang mondeling doorgegeven. Rishi’s gaven het door aan hun
leerlingen en die gaven het op hun beurt
ook weer door aan hun leerlingen. Zo
gingen de mantra’s en de correcte uitspraak niet verloren. In de Veda’s staan
uiteenlopende onderwerpen beschreven. Voorbeelden zijn rituelen, yoga, astrologie, dans, wiskunde,
psychologie, enz. (Organisatie voor Hindoe Media, 2012)
Niet alles is in de Veda’s opgenomen.
Slechts alleen de grondbeginselen. Pas
later zijn de onderwerpen uitgediept en uitgewerkt. Zo zijn er talloze
volledige boeken ontstaan. De kennis in
de Veda’s is universeel en wordt gezien als een leidraad voor het leven,
waardoor iedereen er wat aan kan hebben. Hindoes zien de Veda’s als het
allerhoogste boek. Maar niet iedere Hindoe kent de inhoud hiervan.
Dit komt omdat de Veda’s in het Sanskriet zijn geschreven en deze taal
niet meer wordt gesproken, alleen nog wordt bestudeerd. Het lezen van de
vertaling van de Veda is een optie, maar wel lastig. Dit komt omdat Sanskriet
niet letterlijk te vertalen is. Eén woord heeft meerdere betekenissen. Als je een stuk tekst gaat vertalen krijg je
cryptische teksten die lastig zijn om te
snappen. Vele geleerden hebben de
teksten bestudeerd en hebben vervolgens hier hun eigen interpretatie aan
gegeven. Op deze manier zijn er nieuwe
boeken ontstaan. (Organisatie voor Hindoe Media, 2012)
De Hindoes rekenen een zeer groot aantal boeken tot hun Heilige
Geschriften. Veel ervan zijn zelfs grote tot zelfs zeer uitgebreide werken. Tot
de allerbelangrijkste uit deze grote groep rekenen de Hindoes de volgende
Geschriften: de Sruties, de Veda's, de Smrities, de Upanishaads, de Brahmana's
en de Vidhi's, de Upveda's, de Agams, de Upanga's, de Puraans, de Vedanta, de
Ramayan, de Mahabharat en de Shrimad Bhagwat Gieta. (Bansidhar, 2005)
4.1 De
Sruties
Srutie betekent: gehoor, het aangehoorde. De leerling zit aan de voeten
van zijn guru. De guru vertelt, geeft zijn kennis door, en de leerling hoort
het aan, herhaalt het vele malen om het goed te kunnen onthouden. De Veda
Mantras, -formuleringen, -teksten, moeten luid, duidelijk en hoorbaar worden
gereciteerd/uitgesproken. De uitgesproken woorden brengen trillingen voort.
Deze hebben een gunstige uitwerking op de hele kosmos (op mens en dier). De
Veda's behoren tot de Sruties. Het eerste doel van dit leerproces was om de
Mantra's op de juiste wijze te leren reciteren, de Mantra's foutloos en op een
bepaalde toon te leren uitspreken. Het tweede deel was de uitleg, de
interpretatie van wat de leerling had geleerd en gereciteerd. Het derde en
misschien wel het belangrijkste onderdeel was de observatie van het gedrag van
zijn leerling door de guru. Pas wanneer de guru ervan overtuigd was dat ook het
gedrag en karakter van zijn leerling goed waren, kreeg deze leerling van zijn
guru toestemming om het geleerde verder te helpen verspreiden onder het volk.
Meestal bleef hij ook dan nog onder leiding van zijn guru, samen met andere
collega leerlingen, dit werk vanuit de Aashram van de guru verspreiden.
Sommigen stichtten na enige tijd zelf, of in opdracht van de guru, op een
andere plek een nieuwe Aashram. (Bansidhar, 2005)
4.2 De
Veda's
Het Hindoeïsme gaat er van uit dat de mantra's uit de Veda's niet zijn
ontsproten uit het brein van de mens, maar van Goddelijke oorsprong zijn. God
heeft als het ware de Rishi's tijdens hun meditaties door middel van hun zeer
goed ontwikkeld vermogen om zaken te kunnen opnemen, horen en zien, dit
doorgegeven. In het begin was er maar één Veda. De heilige Vyaas Moeni heeft
deze later gerangschikt naar onderwerpen en verdeeld in drie hoofdstukken (drie
Kaands). Ze worden ook wel de Veda-trayah genoemd. Tri of tray betekent drie.
Het eerste hoofdstuk noemde hij de Gyaan-kaand. Dit boek kreeg de naam
Rig-Veda. De onderwerpen die hierin worden behandeld gaan over intellectuele-
en filosofische zaken. Het tweede hoofdstuk noemde hij de Karma-kaand. Dit boek
werd de Yajur-Veda genoemd. Hierin worden de onderwerpen betreffende de
rituelen opgenomen. Het derde hoofdstuk noemde hij de Upaasana-kaand. Dit boek
werd de Saam-Veda genoemd. Hierin worden de onderwerpen over gebed, lofzang aan
God enz. beschreven. Onderwerpen die niet konden worden ondergebracht in deze
drie boeken werden in een vierde boek, de Atharva-Veda, vastgelegd. Hierin zijn
onder andere behandeld de onderwerpen over de maatschappelijke organisatie
(religieuze, sociale, politieke regels enz.). Regels dus die naar gelang de
ontwikkelingen in de samenleving konden worden aangepast, afgeschaft en nieuwe
regels gemaakt.
De Veda's worden gezien als de oorsprong, de moeder, waaruit filosofie,
wetenschap en religie zijn ontstaan. Wetenschappers als Einstein en
Schopenhauer bevestigen dit. Ook de theosofe Annie Besant zegt dat het
Hindoeïsme met haar Veda's zowel een religie als een wetenschap is. De Veda's
zijn universeel, ze zijn daarom niet alleen een boek van en voor de Hindoes,
maar ze zijn bestemd voor de totale mensheid. Het Hindoeïsme is gebaseerd op de
leerstellingen van de Veda's. De Mantra's en de Brahmana's (de hymnen) vormen
de ziel van de Vedische literatuur. De Vedanga's geven verder inzicht wanneer
men de Veda's verder wil bestuderen/analyseren. (Bansidhar, 2005)
4.3 De
Smrities
Smritie (smaran) betekent herinnering. Het betekent ook datgene waarover
is nagedacht. De Smrities zijn door verschillende geestelijk hoog aangeschreven
en zeer gerespecteerde guru's geschreven en bevatten rechts- en wetsregels,
regels voor zeden, gewoonten, moraal enz. Hierbij werd niet alleen
teruggegrepen naar de regels uit de Sruties, Veda's, Upanishads. De guru's
verrichtten daarnaast veel denkwerk om ook nieuwe voor die tijd passende en
gewenste actuele regels in te voeren. De eerste Smritie werd geschreven door de
heilige en geleerde Manu en het boek heet daarom Manu Smritie. Zijn boek is tot
de dag van vandaag in groot aanzien bij de Hindoes. Het bevat regels over goed
gedrag van mensen levend in gezinsverband en levend tussen anderen. Ook geeft
hij regels voor een gelukkig leven, en regels voor specifieke groepen als
jongeren, gehuwde mannen en vrouwen, ouderen, de heiligen en de gezagsdragers
enz.
Ook heden ten dage worden de tien
kenmerken van de Hindoe Dharma, de "Dashkam Dharma Lakshanam" (een soort
tien geboden) die door Manu zijn geschreven, door alle Hindoe geestelijken
gebruikt en aangehaald in hun preek. Er zijn totaal 18 Smrities, waarvan de
eerste dus de Manu Smritie is. Zeer bekend zijn verder de Smrities van
Yagyavalkya, Parashar, Shankh en Gautam. Een voortreffelijk boek over het
Staatsrecht werd geschreven door de wijze Chanak. Het heet "de Chanak
Nitie" (het wetboek van Chanak). (Bansidhar, 2005)
4.4 De
Upanishads
Upanishad betekent "voor het aangezicht van, dichtbij gezeten"
bij de guru (leraar) luisteren. Deze bijeenkomsten vonden meestal plaats op een
speciaal voor dit doel uitgekozen plaats in het bos. Het Sanskrietwoord voor
bos is Aranya. Deze Upanishads werden meestal genoemd naar de plaats van het woud.
In de Upanishads wordt God aangeduid als Satya, de Waarheid. Omdat het
universum doordrongen is van de Goddelijke geest, zegt de Upanishad dat de
totale schepping in al de vormen waarin het te zien is, een ontwikkeling is van
die Waarheid, die Satya. Die Satya (God) staat boven alles. Tijd en ruimte
staan onder zijn gezag. De menselijke geest is niet in staat om het wezen van
die Satya te doorgronden of volledig te begrijpen. Wij mensen geven die Satya,
die Waarheid, diverse namen en vereren hem soms met een specifieke naam en
vorm. In het verleden waren 1180 Upanishads bekend. Hiervan zijn thans 108 nog
bekend. En van deze 108 Upanishads zijn 11 de bekendste. Deze zijn: Iesh-,
Kén-, Kath-, Prashna-, Mundak-, Maandoekya-, Aytareya-, Taittiriya-, Chaandogya-,
Shwetashwatar- en Briehadaranyak Upanishad.
Velen gaan er van uit dat de Iesh Upanishad de leidraad vormt van alle
Upanishads. Vanaf het prille begin hebben grote Rishi's als Yagyavalkya,
Aytareya, Sandilya, Uddalak, Aruni, Gargie en Maytreya, die om hun grote kennis
en betrokkenheid met de mensen heel erg werden gerespecteerd, de waarheid van
de Upanishads gepropageerd. In die tijd werden de vrouwen niet uitgesloten van
het volgen van onderwijs of het bekleden (en verrichten) van religieuze ambten.
In een van de Upanishads, de Bajrasoechiek Upanishad, wordt op heel treffende
manier aangegeven wie moet worden aangemerkt als een Brahmaan (Hindoe
priester). Duidelijk wordt verteld dat mensen uit alle sociale klassen die
beantwoorden aan de daarvoor gestelde eisen als brahmaan mogen worden
aangemerkt. In de Upanishads komt ook het nog steeds zeer bekende vraaggesprek
tussen de kleine Nachiketa en Yam-dewta voor. Yam-dewta geeft een bijzonder
uitvoerige beschouwing over Atma en Parmatma.
Uit de vele Vakya's uit de Upanishads zijn deze vier kernspreuken, de
Maha-Vakya's, zeer bekend en beroemd.
1.
Tat twam
asie - (Chaandogya- en Kath Upanishad).
Hiermee wordt bedoeld dat de Rishi's via de
Upanishads de mensheid de boodschap wilden geven dat de mens een deel is van
die Tat (Dat - God). Dus de Atma in de mens en Brahm zijn in wezen het zelfde.
2.
Ayam atma
brahm - Ik ben niet het lichaam, dat is sterfelijk.
Ik ben de Atma, dus de Waarheid / Brahm.( zie de
Maandoekya Upanishad ).
3.
Aham Brahm
Asmie. Ik ben de Brahm. Dat zegt de Rishi van de Briehadaranyak Upnishad. In
een toestand van de diepste meditatie waarin hij zich zelf als Atma en God als
Parmatma als het ware in elkaar ziet overgaan, als zijnde een en verschillend.
4.
Prajanaam
Brahm . In de Aytareya Upnishad wordt God ook gezien als de bron van alle
kennis. Omdat kennis niet toebehoort aan één persoon of aan één groep van
mensen, maar boven plaats en tijd staat, en oneindig is, is zij gelijk aan
Brahm.
In de Upanishads wordt door de
guru's op vele treffende aanschouwelijke manieren moeilijke onderwerpen (op
eenvoudige wijze) uitgelegd. Middels de woorden: "Na-itie, na itie"
maakt de guru aan de leerling duidelijk dat het wezen van God niet is te
omvatten, niet is te beschrijven, maar hooguit bij benadering kan worden
aangegeven. De leerling vraagt telkens aan de guru: Is God dit en dit en dit
(itie)? De guru antwoordt: Na (neen). Vervolgens geeft de leerling telkens een
uitgebreider antwoord; en telkens weer blijft de guru "na itie, na
itie" herhalen. Hij wilde zo duidelijk maken aan zijn leerling. dat welke
goede eigenschappen je ook blijft toevoegen om God te beschrijven, wij dat
nooit uitputtend kunnen aangeven. Een ander treffend voorbeeld waarmee de guru
de leerling de diepzinnige kennis wil bijbrengen is b.v. te vinden in de
Chaandogya Upanishad: Uddalak legt zijn zoon Shwetketoe middels een voorbeeld
uit wat je onder Brahm of "het Zelf" moet verstaan. Omdat vele vragen
en even zovele antwoorden niet voldoende bleken te zijn om zijn zoon voldoende
inzicht te geven, zei vader Uddalak tenslotte: Mijn zoon, ga buiten en haal een
vrucht van de banyan boom. Hier is het, zei de zoon. Breek die vrucht open, zei
de vader. Dat heb ik al gedaan, Heer. Ook de eigen zoon moest de guru met
gurudjie of Heer aanspreken, ook al was het zijn eigen vader. Wat zie je
daarin, vroeg de vader. Kleine zaadjes, Heer. Breek er een van open, zei de
vader (guru). Het is al open, zei zoon Uddalak. Wat zie je daarin, vroeg de
vader . Niets, Heer, het is zeer klein. Iets witachtigs en verder niets. Mijn
zoon, uit dit stukje "niets ", zo nietigs dat het bijna niet te zien
is, is die zo grote, hoge, geweldige banyan boom gegroeid. Het wezen van alles,
het subtielste van alles, dat Zijn, dat is de volmaakte werkelijkheid, dat is
Het Zelf. (Bansidhar, 2005)
4.5 De
Brahmana's en de Vidhi's
Deze behoren ook tot de Sruties. Hierin werden veel voorschriften
opgesomd om godsdienstige rituelen volgens de Vedische leerstellingen te kunnen
verrichten. Zo zijn voorschriften voor het verrichten van Sanskaars (heilige
sacramenten), dagelijkse rituelen, huwelijken enz. verwerkt in de Satpad
Brahman Griha Sutra. In de Brahm Sutra vindt men verder korte verhandelingen
over de Upanishads. De Brahm Sutra vat de essentie van alle Upanishads samen in
een samenhangend geheel. (Bansidhar, 2005)
4.6 De
Upveda's
Ook de Upveda's (subveda's) behoren tot de groep van de Sruties. In de
verschillende Upveda's zijn specifieke kennis over velerlei vakgebieden
beschreven. De Ayurveda- een Upveda van de Rig Veda -is welhaast zeker het
oudste systeem van natuurlijke geneeskunde. Het is zeer gedetailleerd, geeft
veel voorlichting over de manier waarop men ziektes kan voorkomen en gezond kan
leven, de zogenaamde preventieve zorg. Bij eventuele ziektes worden uitgekiende
en reeds beproefde medicijnen geadviseerd. Deze medicijnen zijn gemaakt van
kruiden, wortels, fruit enz. Toen al, vele duizenden jaren geleden, was de
Indiase geneeskunde zeer goed ontwikkeld en tot in verre landen maakte men
gebruik van die kennis. Het was in eerste instantie gebaseerd op het voorkomen
van ziekten en kwalen. Het was er op gericht om doelbewust zo te leven dat
ziekten konden worden voorkomen.
De Gandharva Veda. Deze is gebaseerd op de Saam Veda. Het onderwerp dat
deze Upveda beschrijft gaat over klank, zang, muziek, dans, en rites. Er werd
veel aandacht besteed aan klank, muziek en metrum. Er moest b.v. heel goed
worden gelet op de maat waarin de Veda Mantra's, lofzangen enz. moesten worden
gereciteerd. De trillingen van het geluid van de Mantra's moesten zo verfijnd
en ritmisch zijn dat er een harmonie moest ontstaan tussen mens en natuur.
De Dhanur Veda - Dhanoesh betekent Boog. De Dhanur Veda beschrijft de
kennis en kunst van het boogschieten. En ook de kennis over diverse
wapensoorten en het kunnen omgaan daarmee.
De Sthapatya Veda. Het verschafte de mensen kennis over het gebruik en
de inrichting van hun omgeving. Doel hiervan was om hun omgeving zo in te
kunnen richten dat de mens maximaal kon worden ondersteund in zijn geestelijke-
en lichamelijke gezondheid en de activiteiten die hij verricht. Het geeft aan
dat men bij de inrichting en bouw van huis en erf, dorpen, steden, havens,
tuinen, meubels, kleding enz. rekening moet houden met, en kennis moet hebben
van de invloeden van hemellichamen, windrichting, bodemgeschiktheid, juiste
indeling enz. Voor elk van deze zaken gelden diverse regels, rekening houdend
met de hierboven beschreven invloeden. Voor een huis is dat weer anders dan
voor een dorp.
4.7 De
Agams
Dit zijn handboeken die instructies geven over de wijze van aanbidding
van God. Wij kennen onder andere de Vaishnav Agams, voor de vereerders van
Bhagwaan Vishnu; de Shaiv Agams (meer dan 100 agams), voor de vereerders van
Shiva. Shaktie Agams voor de vereerders van mata Doerga, Kalie, Saraswatie,
Gayatrie enz. In de Agams zijn Mantra's en Yantra's opgenomen voor de
aanbidding van Brahma, Vishnu, Shiva en Doerga. (Bansidhar, 2005)
4.8 De
Upanga's
Men noemt de Upanga's ook wel Darshan Shaastra's. Darshan betekent zien,
visioen, visie. In dit geval een visie over de Kosmische realiteit. Deze
behoren ook tot de Smrities. De Rishi's (heiligen) proberen door overpeinzing,
gebed en meditatie, waarneming van de verschijnselen enz. een antwoord te
vinden op de zeer brandende vraagstukken van alle tijden. Het waren vragen als:
Hoe is de schepping ontstaan, door wie is het geschapen, wie ben ik in
werkelijkheid, van waar kom ik, waar ga ik naar toe na de dood, wat is de zin
van het leven, was ik ook in het verleden aanwezig, en vele andere vragen. Het
op gerichte en doelmatige manier zoeken naar antwoorden op deze vragen is in
feite het begin van wetenschappen als filosofie en religie. Filosofie is de
wetenschap der wijsbegeerte, waarbij men wijsgerige bespiegelingen houdt, de
alledaagse dingen wijsgerig beschouwt. Deze antwoorden hebben zij in de
Upanga's (Darshan Shaastra's) beschreven. Het Hindoeïsme is gebaseerd op een
totaliteit van kennis, die diep in ieder mens aanwezig is. Het is als het ware
de som van filosofie, wetenschap, religie enz. (Bansidhar, 2005)
De zes Upanga's zijn:
1. Nyaay
Shaastra (wetenschap van de logica, argumentatieleer)
Het is geschreven door Gautam Rishi. Hij beweert
dat we bevrijding bereiken door simpelweg het ontkennen van illusie en ellende.
Deze filosofie kent geen Chit ( essentiële kwaliteit van bewustzijn) aan de
ziel. Hierdoor zeggen ze dat de bevrijde ziel geen bewustzijn heeft. Daarmee
plaatst Nyaay de ziel in bevrijde staat gelijk aan een dode inerte steen.
2. 2.Karma-Miemaamsa
Shaastra (wetenschap van karma-kaand)
Het is geschreven door Jayminie Rishi. Hij
concludeert dat iedereen zich moet bezighouden met het vervullen van zijn
voorgeschreven plichten en dat deze hem naar de hoogste perfectie zal leiden.
Dit houdt in dat we op de hemelse planeten terechtkomen. Jayminie beweert dat
er geen bevrijding is en dat materieel werk de complete realiteit is, dus de
cyclus van karma is eeuwig. Dit betekent dat we iets kunnen eisen van God door
het verrichten van goed karma.
3. Wayshesiek
Shaastra (wetenschap van de atoomtheorie)
Het is geschreven door Kanaad Rishi. Hij beweert
dat het universum gecreëerd is uit een oorspronkelijk reservoir van atomen
welke eeuwig is. Kanaad wijst eeuwigheid eveneens toe aan de niet-atomische
jiva en de Superziel, maar geeft ze enkel een symbolische rol in de schepping.
Daarmee ontkent hij dus het reële bestaan van de Allerhoogste Persoonlijkheid
Gods.
4. Yoga
Shaastra (wetenschap van de discipline van zelfrealisatie)
Het is geschreven door Patanjali Rishi. Hij legt
een technisch, atheïstisch proces uit om tot het Brahm te komen. Yoga aanvaart
de Persoonlijkheid Gods op een indirecte manier door te zeggen dat devotie
alleen maar een andere methode is om concentratie te kweken.
5. Saankhya
Shaastra (wetenschap van de analyse van geest en materie)
Het is geschreven door Kapiel Moeni. Zijn filosofie
scheidt de kwaliteiten van activiteit en bewustzijn van de jiva en wijst
passief waarnemend bewustzijn toe aan de jiva en activiteit alleen aan materie.
Dus hij ontkent dat een geconditioneerde ziel handelt op het materieel vlak en
een bevrijde ziel op het spirituele vlak.
6. Vedanta
Shaastra (wetenschap van de Godsrealisatie)
Het is geschreven door Vyaas Moeni. Hij beschrijft
bevrijding als het uiteindelijke doel van de jiva en stelt jagya als een
ondergeschikt doel hieraan om kennis te verwerven. In de vedanta sutra staat:
"de bevrijde ziel keert nimmer terug naar deze wereld zoals beloofd in de
geopenbaarde Heilige Geschriften". De Veda's zijn bedoeld om God te leren
kennen
4.9 De
Puraans
In het dagelijkse gebruik betekent dit woord "oud " . Hier
gaat het echter om 18 Heilige Geschriften. De samenleving was sterk aan het
veranderen. Ook de kennis van de klassieke taal van de Heilige Geschriften, het
Sanskriet, werd steeds minder beheerst. De Rishi's, de heiligen, zagen zich
genoodzaakt om de mensen op een eenvoudige manier de oude Vedische kennis
gericht op de verering van de Ene oorspronkelijke Waarheid (God) bij te
brengen. De kennis van de Veda's, Sruties, Upanishads enz. werden nu op een
andere, meer tot de verbeelding van de mensen sprekende manier gebracht in de
Puraans. De inhoud van de Veda's werden in deze Puraans op eenvoudige manier
verteld. Het doel was hetzelfde. De mensen moesten op deze wijze worden
geïnspireerd om een nobel, goed en spiritueel leven te leiden. Nu echter bracht
men het door middel van ethische- en historische verhalen over de schepping,
over koningen en heiligen. Men beschreef op deze wijze onderwerpen als: het ontstaan van het heelal, het
zonnestelsel en haar invloed op de totale kosmos,de vier wereldtijdperken
(Satya Yuga, Treta Yuga, Dwapar Yuga en Kali Yuga), de pancha tattwa of te wel
de vijf elementen (aarde, water, lucht, vuur en ether ), de werelddelen met de
verschillende landen en de oceanen enz., de Awataars van God, de dynastieën van
koningen behorend tot onder andere het geslacht van Shri Raam (de Surya
Vanshies), en die van Shri Krishna (de Chandra Vanshies) enz.
De heilige Rishi Vyaas trachtte op deze wijze dus de belangstelling van
een groter deel van de mensen te vergroten, zodat veel meer mensen de verering
van God, ouders, guru's, heiligen ter hand zouden nemen. Voorts moest dit
leiden tot een goed geordend leven in dienst van God en medemens. De 18 Puraans
zijn: (Bansidhar, 2005)
1. Brahma Puraan
2. Vishnu Puraan
3. Shiva Puraan
4. Bhagwat Puraan
5. Skand Puraan
6. Garoer Puraan
7. Narad Puraan
8. Brahm Waiwart Puraan
9. Waaman Puraan
10.Matsya Puraan
11.Agni Puraan
12.Maarkaandey Puraan
13.Brahmaand Puraan
14.Matsya Puraan
15.Lienga Puraan
16.Padma Puraan
17.Koerma Puraan
18.Waraah Puraan
1. Brahma Puraan
2. Vishnu Puraan
3. Shiva Puraan
4. Bhagwat Puraan
5. Skand Puraan
6. Garoer Puraan
7. Narad Puraan
8. Brahm Waiwart Puraan
9. Waaman Puraan
10.Matsya Puraan
11.Agni Puraan
12.Maarkaandey Puraan
13.Brahmaand Puraan
14.Matsya Puraan
15.Lienga Puraan
16.Padma Puraan
17.Koerma Puraan
18.Waraah Puraan
4.10 De
Vedanta's
Ant(a) kunnen we omschrijven als einde, afronding of vervolmaking. De
Vedanta's worden ook wel de Uttar Mimaansa's genoemd (meest uitgebreide
analyse). De bevindingen worden weergegeven in de Brahma Sutra's. Hierin wordt
op diepzinnige manier het wezen van de mens en ook de verschillen tussen schijn
en werkelijkheid beschreven. Deze Heilige Geschriften sporen de mens aan in
zijn streven naar de Moksha (verlossing), een zodanige persoonlijkheid te
ontwikkelen, dat het denken en handelen beter wordt. Het leert de mensen om het
denken in de "ik" vorm te zien, als een zeer klein onderdeel van het
hoogste "ik", God. Het leert de mensen dat de waarneming van de mens
beperkt is vanwege de beperkte vermogens van die zintuigen. Dus kan hij niet
alwetend zijn, dus is hij onwetend over de ware aard van God. (Bansidhar, 2005)
5. Heilige huizen
Hindoes houden hun erediensten in gebouwen,
die ze mandir of tempels noemen.
Overal in India staan tempels en ook in andere plaatsen waar hindoes zich
hebben gevestigd zijn tempels gebouwd. Deze tempels zijn meestal opgedragen aan
een bepaalde god, godin of heilige man. Ze worden gezien als het aardse huis
van de godheid, wiens aanwezigheid wordt getoond door een afbeelding of een
beeld in het binnenste, heiligste deel van het tempelgebouw. Veel hindoes
vereren hun goden ook thuis, in een bepaalde kamer of een deel van een kamer.
Er bestaan geen vastomlijnde regels voor het eren van de goden. Sommige mensen
gaan elke dag naar de tempel; anderen komen alleen op speciale dagen, zoals
feestdagen naar de tempel. Weer anderen kennen geen tempels maar gaan
regelmatig naar groepsmeditaties in speciale meditatiecentra (jagrti's). (hindoeismegeloof, 2012)
5.1
Tempelbel
Hindoetempels zijn luidruchtige, levendige plaatsen gevuld met geluiden
van mensen die bidden, zingen en op zangerige toon voorlezen uit de heilige
geschriften. Gelovigen trekken aan de tempelbel als ze de tempel betreden en
als ze weer weggaan. (hindoeismegeloof, 2012)
Nog meer tempels
De enige tempel in
India die is gewijd aan Brahma staat in de stad Pushkar in Rajasthan, het westen van India. Bij de ingang staat een gans, Brahma’s
persoonlijke dier, waarvan gezegd wordt dat hij deze plek voor de tempel heeft
uitgekozen. Een groep prachtige stenen tempels staat langs de kust bij Mahabalipuram in Zuid-India. Ze werden gebouwd in de 7e eeuw. De stad is nog altijd beroemd
om de bedrevenheid van haar beeld- en steenhouwers
Voor Hindoes is het maken van
een pelgrimstocht (yatra) een wezenlijk onderdeel van de uitoefening van hun
religie. In India kan bijna elke plaats een heilig pelgrimsoord zijn. Daarom
variëren de gegevens van het aantal Hindoeïstische pelgrimsplaatsen (tirthas=
doorwaadbare plaats) tussen de 58 en 64000, afhankelijk van het feit of alleen
hoofdplaatsen of ook lokale plaatsen meegerekend worden. Veel heilige plaatsen
liggen aan rivieroevers, kusten, stranden en op de bergen. (hindoeismegeloof, 2012)
5.2 Ganges
Hindoes geloven dat
het water van de rivier de Ganges heilig is en dat het hun zonden afwast. De
Ganges stroomt van de Himalaya door Noord-India naar de Golf van Bengalen in
het oosten. Volgens legende viel de Ganges vanuit de hemel op aarde. Shiva ving
de rivier in zijn haar om zijn val te breken en te voorkomen dat de aarde onder
zijn gewicht bezweek. De rivier wordt ook al godin vereerd en heet dan Ganga. (Ganeri,
1996)
5.3 Kanchipuram
Deze plaats is 1
van de 7 heilige steden en wordt de stad met de 1000 tempels genoemd. Er staan
er echter 125. (hindoeismegeloof, 2012)
5.4 Mathura
Dit is de
geboorteplaats van god Krisha. (hindoeismegeloof, 2012)
5.5 De berg Kailhash
God Shiva en zijn
vrouw Parvati leefden hier. (hindoeismegeloof, 2012)
5.6 Kathmandu
Hoofdstad van
Nepal. Staat bekend om zijn vele tempels. God Shiva heeft zich hier stiekem
verstopt. (hindoeismegeloof, 2012)
5.7 Hardwar
Hari betekent
Vishnu (= een god), Ward betekent deur. Hardwar betekend dus deur naar Vishnu.
Een heilige plek. (hindoeismegeloof, 2012)
5.8 Dwarka
God Krishna heeft
deze stad gebouwd. Is al 6 keer overstroomd, maar staat er weer. (hindoeismegeloof, 2012)
5.9 Ayodhya
Dit is de
geboorteplaats van god Rama (de 7e incarnatie van de god Vishnu) en het
ontstaan van de vertelling Ramayana. (hindoeismegeloof, 2012)
5.10
Varanasi
Varanasi is de
heiligste van de van de zeven Tirtha’s. De stad ligt aan de oevers van de
heilige rivier de Ganges in Noord-India. Hindoes geloven dat Varanasi door
Shiva als zijn woning op aarde is uitgekozen. Miljoenen pelgrims stromen samen
in Varanasi om te baden in de rivier en de tempels te bezoeken. Veel oudere
Hindoes bezoeken Varanasi omdat men het als een bijzonder gunstige plaats
beschouwt om te sterven. (Ganeri, 1996)
5.11
Allahabad, Ujjain en Nashik
Om de 12 jaar komen
hier miljoenen pelgrims samen om Kumbh Mela te vieren. De heilige rivieren
liggen aan deze plaatsen. De pelgrims wassen zich in de rivier en nemen het
heilige water mee naar huis voor erediensten. In 2015 wordt het feest gevierd in
Nashik. (hindoeismegeloof, 2012)
LITERATUURLIJST
(2014, april 24). Opgeroepen op juni 10, 2014, van
Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Hindoe%C3%AFsme#Feesten
Bansidhar, p. S. (2005, juni). Opgeroepen op juni 15,
2014, van bhagavata.net: http://bhagavata.net/hindoe/5.1.html
F. Terhart, J. S.
(2007). Wereldreligies. Bath (Eng): Parragon Books.
Ganeri, A. (1996). Hindoeïsme een kijk-, lees- en
doe-boek. London: Watts Books.
Ganeri, A. (2000). Wat weten we over Hindoeïsme? Amsterdam: KIT.
hindoeismegeloof. (2012). Opgeroepen op juni 15, 2014,
van hindoeismegeloof.jouwweb.nl:
http://hindoeismegeloof.jouwweb.nl/heilige-boeken-huizen-en-plaatsen
Indiaweb. (2014). Opgeroepen op juni 20, 2013, van
Indiaweb: http://www.indiaweb.nl/religie/de-goden/
Moppe, N. v. (2013, september 23). Opgeroepen op juni
10, 2014, van 1314noahvanmoppeshindoeisme:
http://1314noahvanmoppeshindoeisme.wordpress.com/
Organisatie voor Hindoe Media. (2012). Opgeroepen op
juni 10, 2014, van ohmnet.nl: http://www.ohmnet.nl/artikelen/navratri-3/
Organisatie voor Hindoe Media. (2012). Opgeroepen op
juni 15, 2014, van ohmnet.nl: http://www.ohmnet.nl/artikelen/vedas/
Smart, N. (2000). Wereldatlas van religies .
Keulen: Könemann cop.
Staal, A. (2011, augustus 20). Opgeroepen op juni 21,
2014, van mens en samenleving :
http://mens-en-samenleving.infonu.nl/religie/80659-goden-in-het-hindoeisme.html
Vink, J. (2014). Opgeroepen op juni 10, 2014, van
Beleven.org: http://www.beleven.org/feesten/hindoes/
Vries, S. d. (2003). Hindoeïsme voor beginners. Een
heldere inleiding tot de oudste nog levende wereldgodsdienst. Amsterdam:
Forum.
Abonneren op:
Posts (Atom)