dinsdag 24 juni 2014

Christendom; Graciëlla, Betty & Michiel

Jodendom; Justa, Dominique, Tom & Sandra


Inleiding




2 miljard christenen, 1,5 miljard moslims, 900 miljoen hindoes, 376 miljoen boeddhisten en slechts 14 miljoen joden. Waarom hoort het Jodendom dan toch bij de grote vijf, de wereldgodsdiensten?

Deels komt dat doordat andere grote geloven, bv Chinese en Afrikaanse traditionele geloven, niet één georganiseerde religie zijn. Qua grootte is het Jodendom dan ook echt ongeveer nummer 5 op de lijst van grote georganiseerde geloven – hoewel de Sikhs hier met 23 miljoen gelovigen meer recht op hebben. Een belangrijker reden is dat het Jodendom het eerste monotheïstische geloof is, waarbij de gelovigen in één god geloven. De islam en het christendom komen voort uit het Jodendom. Dit zorgt ervoor dat het Jodendom een belangrijke plaats inneemt bij de wereldgodsdiensten.


De plaats waar de joden samenkomen om te bidden en te vieren heet de synagoge. Hier worden elke vrijdagavond en zaterdagochtend diensten gehouden. Om meer te weten over de synagoge moeten we eigenlijk eerst terug in de tijd, toen Mozes nog leefde. Mozes kreeg van God (JHWH, zoals de joden hem noemen) de opdracht om een heiligdom te bouwen. In die tempel moest een ark gebouwd worden van hout, de ark van het verbond. In die ark moesten de stenen tafelen met de 10 geboden die Mozes had ontvangen geplaatst worden (zie exodus 25).  Deze tempel werd gebouwd in Jeruzalem. Tijdens oorlogen en opstanden in de daaropvolgende jaren werd de tempel tot twee keer toe vernietigd, voor de laatste keer door de Romeinen in het jaar 70. Toen gingen ook de stenen tafelen en de Thorarollen verloren. Streng orthodoxe joden leven in afwachting van de komst van de Messias, de verlosser, die de tempel voor de derde keer zal herbouwen. Op de plek waar ooit de tempel stond staat nu de Al Aqsa moskee. Een deel van de restanten van de oude tempel is nu de Klaagmuur, waar joden komen om te bidden.

Joodse geleerden, die toezicht hielden op de joodse wet en deze wilden onderwijzen, kwamen bijeen in leerhuizen: synagogen. Al voor de verwoesting van de tempel bestonden deze leerhuizen, maar met de verwoesting ervan kregen de synagogen een definitieve plaats in de joodse samenleving.

Elke synagoge heeft een leermeester aan het hoofd, een rabbi, of rabbijn. Ook Jezus van Nazareth was een rabbijn. In de synagoge wordt de Thora gelezen en bediscussieerd en werd de joodse leer aan de leerlingen onderwezen. Dat onderwijs bestaat uit twee delen:
1) gericht op de leer (vastleggen van teksten, volgorde van feesten), dit is de hagada
2) gericht op het leven (gedrag, leefregels), dit is de halacha

De leer en het leven zijn zo een blijvend onderwerp van discussie in de synagogen, waarbij het leven uiteraard aan verandering onderhevig is en steeds weer nieuwe vragen oproept. De rabbijnen bepalen de antwoorden op die vragen, gebaseerd op de joodse wetten.

Behalve leerhuis, of sjoel (school), is de synagoge ook een gebedshuis. Voor een joodse gebedsdienst moeten minimaal 10 joodse mannen aanwezig zijn, het minjan (minimum). Bij de liberale joden tellen vrouwen ook mee om dit minjam te bereiken.

In elke synagoge staat de “heilige ark”, de kast waarin de Thorarollen bewaard worden. Deze kast heet de aron ha-kosesj. Als je recht voor de kast staat kijk je altijd in de richting van Jeruzalem.
De Thora bestaat uit aan elkaar genaaide vellen perkament, waarop van rechts naar links in het Hebreeuws de vijf boeken van Mozes (de eerste vijf boeken van de bijbel) met de hand zijn geschreven. De Thorarollen  zijn vaak in een mooi versierd kleed opgerold en voorzien van een zilveren aanwijsstokje, een jat, zodat vieze vingers de Thorarollen niet kunnen bevuilen. Als de Thorarollen uit de ark worden gehaald worden ze neergelegd op de biema, de lessenaar.
Ook heeft elke synagoge een lamp hangen, die heet de ner tamid. Dit betekent eeuwig licht. Het is ter herinnering aan de menora die vroeger in de tempel brandde. Tot slot zijn er vaak stenen tafelen aanwezig, waarop in het Hebreeuws de tien geboden staan vermeld. Het herinnert aan de stenen tafelen die Mozes op de berg Sinaï ontving.

De indeling van de synagoge wordt verder bepaald door het feit of het een synagoge van orthodoxe  of van liberale joden is. Bij de orthodoxe joden zitten mannen en vrouwen gescheiden, vaak zitten de vrouwen op een galerij op de eerste verdieping. Bij liberale joden zitten mannen en vrouwen door elkaar in de synagoge. Ook kan hier een vrouw rabbijn zijn.

Behalve de rabbijn hebben nog een aantal mensen een belangrijke functie. Zo heb je de voorzanger, die de psalmen en gebeden zingt of spreekt, de chazzan. Daarnaast is er iemand die de dienst organiseert, dit is de gabbai. Hij bepaalt ook wie bepaalde taken in de dienst uitvoeren, zoals het tevoorschijn halen van de Thorarollen en het lezen van de geschriften.

Mannen die de synagoge betreden moeten altijd hun hoofd met een keppeltje bedekken als teken van eerbied. Bij het morgengebed dragen ze een gebedskleed.

De synagoge is nog altijd meer dan alleen een gebedsruimte, vaak is er een gemeenschapsruimte waar kinderen het Hebreeuws en de joodse wetten wordt geleerd, vergaderingen worden gehouden, een bibliotheek is en vaak ook een keuken waar voedsel klaargemaakt kan worden.



Rituelen




Van oudsher zijn er drie belangrijke momenten in het leven: geboorte, huwelijk en geloof.

Besnijdenis (briet mila): Joodse jongetjes worden op de achtste dag na hun geboorte besneden, er wordt een deel van de voorhuid verwijderd. Op die manier maakt het jongetje deel uit van het verbond tussen God en de mens. De moheel voert de besnijdenis uit onder verdoving, hij is daar speciaal voor opgeleid. De familie bidt mee. Dan volgt er een lofzegging over de besnijdenisbeker met wijn. Men hoopt dat de jongen voorspoedig zal opgroeien. De voorhuid wordt begraven, omdat het een onderdeel is van het heilige lichaam dat God heeft gegeven. Op de Briet Mila krijgt het jongetje ook zijn naam. Meisjes krijgen hun naam thuis of in de synagoge.

Huwelijk: Een joodse bruiloft kan thuis of in de synagoge plaatsvinden. Tijdens de plechtigheid staan ze onder een baldakijn, een choepa, als symbool van de harmonie en het open karakter van het joodse huis. Het echtpaar stelt een huwelijkscontract op. Daarna drinken ze uit een beker wijn, waarna de man het glas kapottrapt. Dit staat symbool voor de breekbaarheid van het huwelijk en om even stil te staan bij de vernietiging van de tempel in Jeruzalem. Daarna roepen de gasten Mazzeltov, gefeliciteerd!

Overlijden: Na de dood houdt men de wacht bij de overledene en brandt een kaars tot aan de begrafenis (levaje). Deze vind zo snel mogelijk plaats. Joden worden in kale kisten zonder bloemen begraven op joodse begraafplaatsen. Joodse graven worden nooit geruimd. Bij ruimtegebrek kunnen er wel meerdere lagen op elkaar gestapeld worden. In Praag is zelfs een begraafplaats met meer dan twaalf lagen. Na de begrafenis houden de naasten een week rouw. Een jaar na de begrafenis wordt er een steen op het graf gezet.

Naast deze grote rituelen heeft het jodendom een wekelijks terugkerend ritueel: de sabbat, een periode van rust. Deze duurt van zonsondergang op vrijdagavond tot zaterdagavond. Op de sabbat mag niet gewerkt worden. Zelfs niet koken, licht aan- of uitdoen, telefoon gebruiken, autorijden enz. Het is echt een dg van het gezin, die meestal al met een bijzondere maaltijd op vrijdagavond begint. De tafel wordt gedekt met een wit kleed en er worden twee kaarsen en een wijnbeker op tafel gezet. Er wordt speciaal gevlochten brood bij geserveerd, challes.

Een ander belangrijk ritueel is het moment van religieuze meerderjarigheid, de bar mitswa, bij jongens van dertien en één dag. Het is een feestelijke dag voor de jongen, waarbij hij een passage uit de Thora mag voordragen. Voor de meisjes is er op hun twaalfde jaar de bat mitswa. Dit is meestal een iets minder uitgebreidere gebeurtenis

Symbolen


De bekendste twee symbolen van het jodendom zijn de davidsster en de menorah.

De davidsster is hét symbool van het jodendom. Het is een zeshoekige ster. De davidsster wordt ook wel het Schild van David genoemd, waarbij verwezen wordt naar koning David. Het is al een oud symbool, waarschijnlijk kwam hij in de Tempel van Jeruzalem al voor. Maar hij werd toen ook nog gebruikt door andere volkeren. Vanaf de 15e eeuw werd het echt een symbool voor het jodendom. In de tweede wereldoorlog gebruikten de nazi’s het als herkenningsteken op de kleding van de joden. De vlag van Israel heeft een blauwe davidsster.

De menorah is een zevenarmige kandelaar die in de  Tempel stond, waar hij iedere avond aangestoken werd. De menorah is het symbool van het volk van Israël en de opdracht om “een licht onder de volken” te zijn (Jesaja] 42:6). De ner tamid (zie “synagoge”) in de synagoge symboliseert de menora uit de tempel.
Met Chanoekka (het lichtfeest) wordt een negenarmige kandelaar gebruikt, omdat het Chanoekka-feest gedenkt dat er lang geleden een kruikje gevonden werd met genoeg olie om de menorah uit de Tempel één dag te laten branden, maar waarvan die menorah door een wonder acht dagen bleef branden. Vandaar dat die Chanoekka-kandelaar acht armen heeft en een midden-arm waarmee de acht zij-armen worden aangestoken.

Het joodse geloof zit, zoals veel geloven, vol met symboliek, hieronder benoem ik er nog een paar.

Gerechten met Pesach: met Pesach herdenken de joden de uittocht uit Egypte. Tijdens de eerste avond van het Pesach feest eten de joden de rituele Seder maaltijd. De jongste van het gezin stelt dan de “vier vragen”. De antwoorden vertellen het Pesach verhaal. Op verschillende momenten in het verhaal wordt iets gegeven van de sederschotel:

Bittere kruiden en groenten (bv. mierikswortel) zijn het symbool voor de ellende van de slavernij
Het zoute water is symbool voor de tranen van de slaven
karpas (peterselie of sla) is een teken van het voorjaar en hoop op de toekomst
Een hardgekookt ei is symbool voor de verwoesting van de tempel en de feestelijke offers in de tijd van de tempel
Een gebraden botje is symbool voor het paaslam dat iedere joodse familie offerde en at in de tijd van de tempel
Charoset is een mengsel van gemalen noten, appels en wijn, het is symbool van het cement dat de Israëlieten gebruiken bij het bouwen van Egyptische steden, maar het zoete ervan staat voor het geluk na de vrijheid
Matzes staan voor het ongerezen brood omdat de joden Egypte zo snel verlieten dat ze geen tijd hadden om te wachten op het rijzen.

Een menoeza  is een kokertje op de rechterkant van de deurpost van een joods huis. Hierin zit een rolletje perkament met een deel van het Sjemagebed erin.

Chai is een Hebreeuws woord en betekent  leven. De joden hechten grote betekenis aan het leven, in tegenstelling tot andere godsdiensten die meer betekenis hechten aan het leven na dit leven. Een typische Joodse toast is dan ook Lechaïm! (op het leven!). Giften voor liefdadigheid worden vaak gegeven in veelvouden van 18, de numerieke waarde van het woord Chai, dat in het Hebreeuws Chet-Jod geschreven wordt.

Joodse feestdagen


Veel van de joodse gedenkdagen herinneren aan de gebeurtenissen die in het oude testament staan (Het eerste deel van de christelijke bijbel).

Doordat men in het Joodse geloof gebruik maakt van een maankalender vallen de feestdagen niet elk jaar op dezelfde dag.

Op deze Joodse feestdagen mag er niet worden gewerkt, gedragen, geschreven, geen elektriciteit gebruikt worden en vuur worden gemaakt.

  1. Paasfeest, Pesach (Lente) 4 t/m 10 april 2015
    Dit is het Joodse paasfeest of Feest van ongezuurde broden. Het Joodse paasfeest vindt zijn oorsprong in de geschiedenis van het volk van Israël. Tijdens Pasen viert men de uittocht van het Joodse volk vanuit Egypte.
     
  2. Wekenfeest, Sjavoeot (Zomer) 24 en 25 mei 2015
    Het wekenfeest wordt 7 weken na Pasen gevierd. Precies 7 weken na de uittocht verzamelde het Joodse volk zich aan de voet van de berg Sinaï. Aan de voet van deze berg bood God de 10 geboden aan, aan het Joodse volk.
    Tijdens dit feest staat het leren centraal. Dit komt voort uit het verhaal waarin het volk zich had verslapen op de dag dat de geboden werden aangeboden. Om dit goed te maken leert men tot ’s ochtends vroeg uit de Thora.
     

    1. Loofhuttenfeest, Soekkot (Herfst) 28 september tot 4 oktober 2015
      Dit feest duurt 7 dagen. Hierbij herdenkt men de 40 jaar dat het Joodse volk in hutten op de woestijn heeft gewoond. Deze hutten waren gemaakt van palmbladeren. Veel Joodse gezinnen bouwen tijdens dit feest hutten na in hun huis. De hut wordt gemaakt van takken en gebladerte van bomen en planten. In de hut eten ze en luisteren ze naar verhalen van de tochten door de woestijn. Na de 7 dagen volgen er nog 2 feestdagen; Sjemini Atseret, Simchat Tora.
       
    2. Sjemini Atseret, slotfeest 5 oktober 2015
      Dit is de achtste dag van de Soekkot. Hoewel de Soekkot 7 dagen duurt zijn er nog een achtste en negende dag. God heeft moeite met afscheid nemen en dus vieren de Joden door. Men bidt voor regen in de hoop op een vruchtbaar jaar.
       
    3.  Simchat Tora, vreugde der wet 6 oktober 2015
      Tijdens de negende dag van de soekkot eert men de wetten van de Thora. Hierbij zijn de eerste vijf boeken van de Joodse bijbel belangrijk. De gedachte achter deze dag is dat men mag vieren dat deze wetten er zijn en dat het lezen van de bijbel nooit stopt. Daarom lezen ze achtereenvolgens het vijfde en het eerste hoofdstuk in de synagoge.        


  1. Rosj Hasjana (joods nieuwjaar) 14/15 september 2015
    In de zevende maand van de Joodse kalender viert men het Joods nieuwjaar. Dertig dagen voorafgaand aan deze dag denkt men tijdens het bidden na over het afgelopen jaar. Zij vragen hier, mocht dit nodig zijn, vergeving voor hun zonden. Hierbij sturen ze ook kaarten met goede wensen rond. De eerste twee dagen van de maand Tisjri wordt het Joods nieuwjaar gevierd.
    1. Jom Kipoer (Grote verzoendag) 23 september 2015
      Op de tiende dag van de zevende maand is het Jom Kipoer.
      Op Jim Kipoer kijkt God in het symbolische boek. In dit boek bestudeert hij de goede en slechte daden van de mensen. Dit hemelse boek blijft 10 dagen geopend. Na deze 10 dagen schrijft hij het lot van alle mensen op voor het komende jaar.
      De tussenliggende dagen tussen Rosj Hasjana en Jom Kipoer zijn dagen van bekering. In deze 10 dagen lezen mensen het verhaal van Abraham en het offer van Isaac.
       
  2. Chanoeka 7 t/m 14 december 2015
    Chanoeka is het lichtfeest of toewijdinsfeest. Het verhaal van Chanoeke is geschreven in de apocriefen, niet in de Tenach. Chanoeka is ingesteld om de toewijding aan het altaar in de tempel van Jeruzalem te vieren.
    Het feest markeert de overwinning op de legers de Seleucieden. Deze konden het volk er niet van weerhouden het Joodse geloof te belijden.

In de Talmoed worden twee gebruiken beschreven. Het was gebruikelijk om acht lampen op de eerste nacht van het feest te laten schijnen, en het aantal met een te reduceren bij iedere nacht. Een ander gebruik was, om op de eerste nacht met een brandende lamp te beginnen, en iedere nacht een extra aan te steken tot er acht brandden, op de achtste nacht. Het eerste gebruik werd door de volgers van Sjammaj gevolgd, het laatste door die van Hillel. Volgens Josephus stonden de lichten symbool voor de vrijheid die de joden verkregen, op de gebeurtenis die op het feest wordt gevierd wordt.

  1. Vasten 10 Tevet 22 december 2015
    Op deze dag wordt de aanval van de Babyloniers op Jeruzalem en de vernietiging van de Joodse Tempel herdacht. Het doel van het vasten is men na te laten denken over de slechte daden van anderen en zichzelf om terug te keren naar het goede. Het vasten begint op deze dag bij zonsopgang en duurt tot de avond. http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/feestdagen/12106-joodse-treurdagen-10de-tevet.html
  2. Andere Joodse feestdagen zijn:

  • Toe Bisjevat (Bomenfeest)
  • Ta’anit Ester (Vasten van Esther)
  • Poerim (Lotenfeest)
  • Jom Hasjoa (Holocaust herdenking
  • Jom Ha-atsmaoet (Onafhankelijkheidsdag 1948)
  • Lag Ba’omer (rouwperiode)
  • Jom Jeroesjalaeim (herdenking inname Jeruzalem, 1967)
  • Shiv’a Asar b’Tammuz (Vasten 17 Tammoez)
  • Tisja Beav (Treurdag om Jeruzalem, 568 v. Chr en 70 n. Chr.)
    http://www.beleven.org/feesten/joden/

Heilige boeken en teksten


De TeNaCH (de Hebreeuwse Bijbel of de Heilige Schrift)

Het hart van het Joodse geloof is de Tora. Dit zijn de eerste vijf boeken van de Hebreeuwse Bijbel die zijn geschreven op een rol papier op twee houten stokken. Een tora-rol is gemaakt van perkament (leer van een rein dier) en geschreven met speciale inkt. Elke rol wordt met de hand geschreven. De tekst is weergegeven in kolommen van maximaal 60 regels. Op één vel perkament komen 4 of 5 kolommen. Een echte tora-rol is zeer kostbaar. De tekst mag je niet zomaar met de hand aanraken. Bij het lezen wordt daarom een speciaal stokje gebruikt met aan het uiteinde een handje. Dit stokje wordt ook wel een jad (= hand) genoemd. 

Het woord “Tora” is afgeleid van het werkwoord “de weg wijzen” en houdt zoiets in als “richtsnoer” of “aanwijzing”. Op een dieper niveau is dit wat de Tora voor veel mensen doet binnen het Joodse geloof.  Deze eerste vijf boeken beschrijven samen één verhaal vanaf de schepping van de wereld tot aan de dood van Mozes.

Deze vijf belangrijkste boeken heten:

  • Genesis;
    Gaat over de schepping van de wereld, de aartsvaders en aartsmoeders (zoals Abraham, Sara, Jakob) en eindigt met het verhaal van Jakob, Jozef en de vestiging van het Hebreeuwse volk in Egypte.
  • Exodus;
    Beschrijft de strijd om Egypte te verlaten, de openbaring van de Tora op de berg Sinaï (o.a. de tien geboden) en het begin van de tocht door de woestijn.
  • Leviticus;
    Gaat over de Levieten en het beheren van het Heiligdom.
  • Numeri;
    Begint met een volkstelling van de stammen en gaat verder met de tocht door de woestijn.
  • Deuteronomium;
    Gaat over redevoeringen van Mozes over de tocht door de woestijn en eindigt met de dood van Mozes en de intocht van het volk in het Beloofde Land.

 

De vijf boeken van de Tora vormen samen het eerste deel van de drie delen van de Hebreeuwse Bijbel. Daarna komen boeken die Nebiim (= Profeten) worden genoemd. Deze geschriften gaan over  en zijn geschreven door profeten die misstanden aankaarten en opkomen voor onderdrukten in de samenleving.

Vervolgens komt nog een serie boeken die Chetoebim (= geschriften) worden genoemd. Deze boeken bevatten verhalen (zoals Ruth, Ester) en poëzie (zoals Spreuken, Psalmen en Hooglied) en geschiedschrijving (Kronieken). In de Chetoebim wordt vanuit de actuele situatie verwezen naar de Tora en de Profeten.   

Samen vormen deze drie delen de Hebreeuwse Bijbel. Een andere naam voor de Hebreeuwse Bijbel is de TeNaCH. Hierin is de volgorde van belangrijkheid terug te zien (Tora, Nebiim en Chetoebim).

 

De vijf boeken van de Tora worden ook wel “de Vijf Boeken van Mozes” genoemd, omdat hij de boeken heeft geschreven en God hem de teksten er van zou hebben gedicteerd tijdens de goddelijke openbaring. Dit is opmerkelijk, omdat deze boeken ook de eigen dood en begrafenis van Mozes beschrijven. Traditionele Joden hebben hier echter geen moeite mee, omdat zij geloven dat het hier om Gods woorden gaan en niet om die van Mozes.

 

De Sefer Tora (torarol) is het belangrijkste voorwerp in een synagoge. Het ligt in de Aron hakodesj, een kast waarvoor meestal een mooi versierd gordijn hangt. Elke week wordt in traditionele synagogen op maandag, donderdag, sjabbat en op feestdagen, een deel van de Tora voorgelezen.

 

De Talmoed (“de uitleg van de wet”)

De Talmoed staat ook wel bekend als “de leer” en bestaat uit de Misjna en de Gemara. Deze bestaat maar liefst uit dertig delen.

  • De Misjna (de wetten van het land)

De Misjna zijn richtlijnen voor een juiste levenswijze, ook wel halacha genaamd.

Deze zijn ontwikkeld door eerste geleerden en leraren en boden de gemeenschap de structuur bij het beoefenen van het Joodse geloof. Deze richtlijnen werden vaak vertaald in wetten en werden eeuwenlang alleen mondeling doorgegeven. Het was tijdenlang verboden om het op te schrijven. De rabbijn Jehoeda Hanassi heeft deze wetten uiteindelijk toch bij elkaar gebracht en stelde zo de Misjna samen tussen 200 en 220. De Misjna is opgebouwd als een wetboek en bevat lessen en uitspraken van wijzen uit het Jodendom. Daarnaast bevat het ook een verzameling juridische besluiten en regels waar de Joodse traditie nog steeds op steunt.

  • De Gemara

De Gemara is een commentaar op de verschillende lessen van de Misjna. Waar de Misjna vooral gaat over de juiste levenswijze, behandelt de Gemara ook  verhalen, legenden en delen van preken).

 

De TeNaCH is maar klein als je deze vergelijkt met de Talmoed. De meeste traditionele Joden richten zich op het bestuderen van de Talmoed en niet op de Bijbel. Meer liberale Joden richten zich vaker op de Bijbel en en niet op de Talmoed




De Joden en Christenen belijden dezelfde God. Die God is de enige die heilig is.
De Joden zullen ook niet spreken over een stichter van hun geloof, Er zijn wel degelijk belangrijke personen in de geschiedenis van het Jodendom.

 

1) God
De God van de Joden wordt 'Adonai' genoemd. In het Hebreeuws wordt zijn naam geschreven met de letters JHWH. God is één. De Joden belijden dat 'De Heer is God, de Heer is één.' Dit laatste kan ook vertaald worden met 'de Heer is alleen' of 'de Heer is de enige.' Het geeft aan dat er niemand zo heilig en zo hoog verheven is als hun God. Deze God maakte de hemel en de aarde met alles wat daarop is.

 

2) Abraham

Abraham is de aartsvader van het volk Israël. Het volk is letterlijk uit zijn nageslacht ontstaan.
Abraham is een nakomeling van Sem, een van de zonen van Noach. Terach is de vader van Abraham. Abraham werd dor God geroepen om te gaan naar 'het land dat hij hem wijzen zou'. Abraham trekt jarenlang met zijn vrouw, Sara, familie en dienstknechten rond. Zijn vrouw is onvruchtbaar en geeft hem bijvrouwen die hem zonen geven. Op een bepaald moment verschijnt God aan Abraham en zegt hem dat zijn vrouw vruchtbaar is geworden. Zij baart een zoon, Isaak. God vraagt Abraham, jaren later, die zoon te offeren. Abraham is zeer gehoorzaam en wil dat gaan doen. God grijpt, door middel van een engel, in en geeft op het laatste moment een ram dat geofferd kan worden.

 

 

3) Mozes

Mozes was de voornaamste profeet. Hij schreef de vijf boeken van de Thora, deze vijf boeken zijn voor de Joden de belangrijkste van hun Tenach. Mozes ontving deze tekst van God op de berg Sinaï.
Mozes is een belangrijk figuur in de geschiedenis van de Thora. Niet alleen schreef hij het, ook spelen veel bekende verhalen uit Genesis en Exodus rondom hem. Hij werd geboren terwijl zijn volk onderdrukt werd door de Egyptenaren. Alle jongetjes werden vermoord. Daarom besloot zijn moeder hem in een mandje in de Nijl te zetten. De prinses van Egypte vond hem en adopteerde hem (en gaf hem de naam Mozes). De zus van Mozes, Mirjam, die het mandje in de gaten hield bood aan een voedster voor de baby te zoeken en zo kon Mozes als zuigeling bij zijn moeder blijven. Daarna groeide hij als zoon van de prinses op aan de koninklijke hof van Egypte. Als Mozes tot het besef komt dat hij geen Egyptenaar is, raakt hij betrokken bij het volk van Israël. Uiteindelijk moet hij vluchten maar wordt 40 jaar later door God weer teruggestuurd om het volk onder de macht van Farao vandaan te halen. Onder leiding van Mozes vertrekt het volk uiteindelijk uit Egypte. Door met zijn stok op het water te slaan, komt er een pad door de Rode zee. Mozes leidt het volk veertig jaar in de woestijn. Daarna krijgt hij op de berg Sinaï de Thora toegesproken. 

4) De Profeten
Profeten zijn spreekbuizen van God naar de mensen, naar het volk, toe. God kiest zelf zijn profeten uit. Profeten herinnerden de mensen vaak aan de regels zoals ze die van God gekregen hadden. In de eerste vijf boeken zien we al profeten maar ook daarna zijn er nog velen. Een mooi en duidelijk voorbeeld van hoe een profeet geroepen wordt en wat voor boodschap hij moet brengen is terug te vinden in het boek van Jona. God roept Jona, zegt hem naar Nineve te gaan en te zeggen dat de mensen zich moeten bekeren. In dit verhaal is goed te zien hoe een profeet door God geleid en gestuurd wordt.

Hindoeïsme; Merel, Trudy, Marije & Annebel




















Hindoeïsme
Literatuuronderzoek








Katholieke Akte 2014
PLT2 
Merel Kebede
Marije Straathof
Trudy de Jong
Annebel Segaar





Inhoudsopgave

 

1.   Stichters en heilige personen

Het Hindoeïsme vindt zijn oorsprong in Hindoestan, wat betekent: ‘Het land van de Hindoes’, beter bekend als India. Er zijn bijna 1 miljard Hindoes in India en in Nederland wonen er ongeveer 215.000. Je kunt geen Hindoe worden. Je wordt als Hindoe geboren. Wel kun je de wetten van de Dharma volgen. (Ganeri, 2000)

Ongeveer 1700 jaar voor Christus  trokken Indo-Germaanse nomadenstammen het Indiase continent binnen. Deze herdersstammen namen hun godheden mee. Deze vereerden ze zonder tempels  en godenbeelden in de vrije natuur. Ze prezen hun daden in talrijke hymnen (heldendichten op rijm). Het ‘goede’ van de oorspronkelijke Indiase bewoners werd door hen opgenomen. Dit gegeven is kenmerkend voor het hele Hindoeïsme: het oude wordt niet verdrongen of gewijzigd, maar in het bestaande geïntegreerd. (F. Terhart, 2007)

Het Hindoeïsme kent geen stichter en heeft zich niet laten vastleggen in een vast omlijnde geloofsbelijdenis voor iedereen. Het gaat om de manier van leven met respect voor alles wat door God geschapen is ofwel de hele wereld. Het blijft continu aan veranderingen onderhevig. De voorgeschreven regels wat betreft voeding, kleding, huwelijk en eredienst zijn heel divers, niet alleen in verschillende streken, maar ook in de sociale orde van het kastestelsel (Terhart 2007 en Smart, 1999).

Het huidige Hindoeïsme kent dan ook allerlei richtingen: pantheïsme, monotheïsme en zelfs atheïsme. Het geloof in 1 god en veelgoderij bestaan naast elkaar. Er is sprake van wederzijds respect, want het idee dat er een religie is die zaligmakend is, kennen ze niet. Verschillende stromingen zijn:

     Visjnoeïsme: kennen avatara’s (incarnaties van hun goden).
     Shivaïsme: kennen geen avatara’s van hun goden. Het symbool van Shiva is een ‘lingam’(de fallus).
     Tantrisme: zoektocht naar goddelijke eenheid gaat door middel van magische praktijken. De ‘moedergod’ staat op de voorgrond. Er wordt vanuit gegaan dat er een overeenkomst is tussen de grootste en het kleinste componenten van het universum en de mens. Verlossing wordt gezocht in de vereniging van tegenstellingen.
     Shaktisme: incarnatie van Parvati, de vrouw van Shiva, maar Shakti is het aspect van de vrouwelijke energie. Het is rituele seksualiteit met als doel de scheppingsenergie op te wekken.
     Sikhsisme: zij geloven in 1 god , in 1 mensheid en in afwijzing van de kasten. Zij leven op God gericht door het beoefenen van meditatie, deugdzaamheid en barmhartigheid tegenover de armen en bedelaars. Zij geloven ook in wedergeboorte. (F. Terhart, 2007)

Doordat de Hindoes respect hebben voor alle leven op aarde, zijn de meesten vegetarisch. Ze eten echter allemaal geen rundvlees, vanwege het feit dat de koe heilig is omdat deze melk geeft, een waardevolle eiwitbron. (Ganeri, 2000)
Wel belangrijk is het geloof in reïncarnatie, wat betekent dat je ziel opnieuw geboren wordt in een ander lichaam. Dit kan mens of dier zijn. Je kunt veelvuldig herboren worden in de cyclus van dood en wedergeboorte, de samsara. Het doel van de Hindoe is de cyclus te doorbreken en te komen tot de moksha (verlossing). Dit kan bereikt worden door het goede te doen in je leven (Karma).
Voor Hindoes heeft hun manier van leven geen begin en geen einde. Het is er altijd, omdat God eeuwig is.  Daarom wordt het Sanatan Dharma genoemd, wat wil zeggen, de eeuwige, niet aan tijd, plaats en omstandigheden gebonden Dharma ( heilige wet). (Bansidhar, 2005)
Het hele sociale leven wordt bepaald door de Dharma. Door deze wetten te volgen kan een mens tot zelfverwerkelijking komen. Er zijn 10 voorschriften: (Wikipedia, 2014)
·         Onderwerping (aan de schepper)
·         Het vergelden van het kwaad met goed (vergeven)
·         Matigheid (een simpel bestaan leiden)
·         Reinheid (van zowel lichaam als geest)
·         Braafheid (trouw zijn aan je partner)
·         Het beteugelen van de zinnen
·         Kennis van de heilige boeken
·         Kennis van de hoogste ziel
·         Waarheidsliefde (de waarheid vertellen)
·         Beheersing van de woede

1.1. Het kastenstelsel

De hindoemaatschappij is traditioneel verdeeld in vier groepen, kasten (jati) geheten. Het zijn:
     Brahmanen (priesters)
     Kshatriya’s (edelen en soldaten)
     Vaishya’s (kooplieden)
     Sudra’s (dienaren)
     (Paria's) (onaanraakbaren of dalits, behoren niet tot het kastensysteem, maar vormen veeleer een groepering die de Veda's niet mag en/of kan bestuderen) (Wikipedia, 2014)

1.2  De Hindoekalender

De Hindoekalender rekent met maanjaren, die ongeveer 11 dagen korter zijn dan zonnejaren. De hindoekalender loopt dit verschil in door zeven keer per negentien jaar een extra (schrikkel)maand, malmas, adhik mas of laund, in te lassen. De plaats van deze extra maand hangt af van de bewegingen van de zon door de tekens van de dierenriem.
Het jaar, sjaka of samvat, kent 12 maanden en 6 seizoenen: lente, zomer, moesson, herfst, winter en dauw.
Iedere maand kent 30 dagen en is verdeeld in twee helften: paksja's.
Krisjna Paskja (de donkere helft). Van volle maan tot nieuwe maan (afnemende maan).
Sukla Paskja (de lichte helft). Van nieuwe maan tot volle maan (wassende maan).
De naam voor de volle maan is poernima en voor de nieuw maan amavasya.
Anders dan bij de meeste maankalenders begint de maand met afnemende maan, dus direct na volle maan. Dit is het geval voor hindoes die de Poernimanta-kalender gebruiken (de meerderheid), maar er zijn ook hindoes die een andere kalender (de Amanta-kalender) volgen. Dan begint een nieuwe maand wel met nieuwe maan. (Vink, 2014)


1.3 Hindoe goden:

De meeste Hindoes zullen vertellen dat ze in één god geloven, maar dat de veelheid aan vormen gezien moet worden als de vlakjes van een diamant. Als er een lichtstraal op de diamant valt, dan lichten er steeds andere facetten op, maar het blijft dezelfde diamant.
     Brahma: Schepper. Wordt nauwelijks vereerd, want is te abstract. Hij neemt geen vorm aan. Er staat in India maar 1 tempel die aan Brahma is gewijd. De schepping is echter strijdig met het continuleven. Daarom staat hij voor de alles doordringende, in zichzelf bestaande macht. Hij heeft 4 hoofden die naar de 4 windrichtingen kijken en rijdt op zwanen of zit op lotusbloemen. Ook heeft hij 4 handen, waarvan hij er altijd 1 zegenend opheft. (indiaweb.nl; Terhart, 2007 en Ganeri, 2000)

     Shiva: Een van de belangrijkste goden. Hij wordt vaak afgebeeld als een asceet. Hij is wit van ht lijkenas. Gaat gekleed in een tijgervel of een olifantshuid en zijn haar draagt hij in lange vlechten. Hij heeft 3 ogen. Dit derde oog zit in zijn voorhoofd. Dit oog staat voor kennis en uit dit oog kan hij vuur laten voortrazen. Hiermee vernietigt hij het universum als de schepping ten einde loopt. Hij draagt heel veel tegenstellingen omdat hij het hele universum van hoog tot laag omvat.  Zijn rijdier is de stier Nandi, welke bijna voor iedere ingang van tempels, gewijd aan Shiva, ligt. (indiaweb.nl; Terhart, 2007 en Ganeri, 2000)

·         Vishnu: Vriendelijk, verschijnt steeds opnieuw in vele verschillende vormen op aarde. Wordt afgebeeld met blauwe lichaamskleur en 4 armen, waarin hij een schelp, een knots, een lotus en een discus draagt.  Om zijn hals een krans van woudbloemen en sieraden, waaronder het juweel dat wensen vervult. Hij heeft 2 rijdieren, de slang Shesha en de vogel Garuda. Hij bewaakt de wereld en grijpt in als er iets ernstigs  mis dreigt te gaan. Hij verschijnt op aarde in de vorm van de klassieke incarnaties: vis, schildpad, zwijn, de manleeuw Narasimha, dwerg, Rama met bijl, Rama met boog, Krishna en buddha(vijand). De laatst incarnatie Kalki moet nog komen. De populairste incarnaties zijn Krishna en Rama met de boog, de held van de Ramayana. (indiaweb.nl; mensensamenleving.nl; Terhart, 2007 en Ganeri, 2000)

     Ganesha: Zoon van Shiva en Parvati. Hij heeft het hoofd van een olifant en hij rijdt op een rat. Hij is de God van kennis en wijsheid die hindernissen wegneemt en wordt dus door velen vereerd. Vereer je hem niet, dan schept hij hindernissen. Zijn hoofd werd door zijn vader afgehakt, die hem niet had herkend. Toen heeft hij het hoofd van het eerste wat voorbij kwam aan zijn zoon gegeven. Dit was een olifant. (indiaweb.nl en mensensamenleving.nl)


     Krishna: Menselijke incarnatie (verschijning) van Vishnu. Hij wordt meestal afgebeeld als fluitspeler. In de geschriften komt hij voor als ondeugend kind, jongeling, soldaat en koning. Ook komt hij voor als 9e incarnatie, Buddha (vijand). (indiaweb.nl en Ganeri, 2000)

     Devi: Verzamelnaam voor alle godinnen en staat voor actieve, vrouwelijke principe. (indiaweb.nl)




     Hanuman: aanvoerder apenleger. Staat voor kracht en heldendaden. (indiaweb.nl en Ganeri, 2000)

     Lakshmi: vrouw van Vishnu. Godin van voorspoed, geluk, rijkdom, schoonheid. Ze staat voor de bevrijding uit de cyclus van leven en dood en wordt bereikt door hard werken, toewijding en opoffering. Zij wordt vereerd tijdens het jaarlijkse lichtfeest Diwali. (indiaweb.nl)

     Dhurga: de grote hindoe-moedergodin, die de strijd met het kwade aanbindt om het goede te laten overwinnen. De godin die de morele orde en rechtvaardigheid in het universum handhaaft. Ze probeert het lijden uit te bannen. (indiaweb.nl en Ganeri, 2000)

     Parvati: Echtgenote van Shiva. Heeft verschillende namen: Aba of Ambika, een liefhebbende godin en Durga if Kali, de vernietigende vorm. (indiaweb.nl en Ganeri, 2000)



     Sarasvati: Godin van de kunst, creativiteit en wetenschap/onderwijs. Vrouw van Brahma. De muziekinstrumenten en studieboeken worden bij haar beeld gelegd om ze te zegenen voor het nieuwe jaar. Wordt meestal op woensdag vereerd. (indiaweb.nl)
     Rahma: Hij vertegenwoordigt moed en deugd. Held uit het Ramayana, het grote religieuze heldenepos. (indiaweb.nl)




     Sita: vrouw van Rahma. Godin van de vruchtbaarheid, landbouw en vegetatie. In de verhalen is zij de incarnatie van Lakshmi. (indiaweb.nl)  
        Radha: Staat voor goddelijke liefde.  Ze is de liefste vriendin van Krishna, vaak afgebeeld als herderin. In de verhalen is zij ook een incarnatie van Lakshmi. (indiaweb.nl en Ganeri, 2000)                      






1.4 Goeroes

In het Hindoeïsme zijn altijd goeroes geweest. Spirituele leraren of gids en die beschouwd worden als gedeeltelijke reïncarnatie van een godheid, maar nog wel mens zijn. Een goeroe is een perfecte profeet of boodschapper van god, waarin het licht van god volledig en zichtbaar verschijnt. (F. Terhart, 2007)
De bekendste goeroe nu is Sai Baba, de beroemdste geestelijk genezer en magiër.
Sommige Hindoes vereren Heilige Mannen ipv goden. Heilige mannen zijn priesters (Sadhoe), godsdienstonderwijzers (Pandit) en mensen, die hun huis en bezittingen hebben opgegeven om te gaan leven van gebed en meditatie (Sannyasins). (Ganeri, Wat weten we over Hindoeïsme?, 2000)



2.   Feesten

Het hindoeïsme kent diverse soorten vieringen; er zijn feesten om het nieuwe seizoen in te luiden, hierbij spelen de goden een grote rol. Maar er zijn ook feesten welke uitsluitend aan een god gewijd zijn. De festiviteiten vinden voornamelijk in het voorjaar en het najaar plaats. Hierbij vervullen Holi en Divali een belangrijke rol; Divali is het feest in de herfst, vlak voor de start van de winter. Holi luidt de komst van de lente in. Deze twee feesten worden met elkaar verbonden door een periode van ‘rust’ in de natuur en een periode van groei, ontwikkeling en oogst. (Vink, 2014)
In totaal zijn er 174 vieringen per jaar. Door de grote hoeveelheid van goden en godinnen en hun verschillende verschijningsvormen en door het feit dat bepaalde feesten alleen binnen bepaalde kasten gevierd worden, is het lastig om de belangrijkste feesten aan te geven. Dit verschilt per regio en kaste. De meeste gezinnen vieren gemiddeld achtentwintig van deze festiviteiten, vaak binnenshuis in besloten kring. (Wikipedia, 2014) Hindoes doen die dag bepaalde vereringen en nuttigen speciaal voedsel. Deze vieringen staan ook vaak in het teken van voorouders, familie en/of vrienden. Tijdens zogenaamde poedja’s, erediensten voor goden en voorouders, worden er offervuren aangestoken om hen te eren. Deze offervuren, hawans,  worden bij het familie-altaar of in de tempel uitgevoerd. Daarnaast zijn er een aantal vieringen die grootster en buitenshuis gevierd worden.
Iedere viering en plechtigheid wordt afgesloten met het zingen van de arti, een loflied. Vervolgens wordt het offer, de prasad, uitgedeeld aan de gelovigen; het wordt dan geconsumeerd of gedragen (bijvoorbeeld bloemen). De prasad bestaat over het algemeen uit zoetigheden en vruchten. Na het uitdelen van de prasad volgt er een gezamenlijke maaltijd en brengt men tijd met elkaar door. (Vink, 2014)

In Nederland worden voornamelijk het Holi-feest, Krishna Janamashtmi en Divali buitenshuis gevierd. Tijdens deze feesten willen de gelovigen bijzondere eer bewijzen aan God en er worden cultuur-historische gebeurtenissen herdacht. Veel hindoes bezoeken tijdens deze feesten vrienden en familie om oude banden aan te halen of juist nieuwe te maken. (Vink, 2014)

2.1 Raksha Bandhan

10 augustus 2014
http://geek4share.com/wp-content/uploads/2012/07/rakshabandhan_rakhi_scraps111.jpgRaksha Bandhan is een feest voor broers en zussen en vindt plaats tijdens volle maan in Sravana (meestal augustus). Zussen zoeken hun broers op en binden een armbandje, Rakhi, welke dient als beschermkoord, om hun pols en de broer krijgt een merkteken op het voorhoofd (worldpress.com). De broer geeft een geschenkje aan zijn zus en beschermd haar. Het feest is bedoeld om de relatie tussen broer en zus te gedenken. Het is geen godsdienstige plechtigheid, maar een verdieping van de relatie tussen broer en zus. De relatie krijgt een diepere betekenis naarmate de broer ouder wordt; hij zal haar moeten beschermen. Het maakt duidelijk dat de vrouw er niet alleen voor staat, ook als zij eenmaal getrouwd is, kan ze haar broer(s) om hulp vragen.
Tegenwoordig worden ook symbolische broer/zus relaties geëerd op deze dag; vrienden en kennissen wisselen ook beschermkoordjes en geschenkjes uit. (Vink, 2014)

 


2.2 Krishna Janamashtmi:

16 en 17 augustus 2014
Tijdens dit feest wordt de geboorte van Krishna herdacht. Krishna wordt gezien als volledige incarnatie van de god Vishnu. Het is een feest met veel dans, muziek, zang en toneel en het lezen uit de Bhagavadgita. Deze verhalen over het leven en de leer van Krishna, staan centraal in diverse tempels en bijeenkomsten. (Vink, 2014)

2.3 Ganesh Chaturthi (Geboortedag Ganesha)

http://www.hinduhumanrights.info/wp-content/uploads/2012/09/ganesh-chaturthi-l.jpg28 augustus 2014
Op deze dag wordt de god Ganesh vereerd. Hij is bekend als melkdrinkende godheid; de god met het olifantenhoofd. Hij neemt hindernissen weg en is de beschermheilige van reizigers. Hindoes bidden tot Ganesha als ze aan een nieuwe stap in hun leven beginnen, bijvoorbeeld bij verhuizingen, een nieuwe baan of het huwelijk.
In delen van India wordt dit feest zeer groots gevierd; het duurt soms wel 9 dagen. (Vink, 2014)

2.4 Pitra Paksj

9 t/m 23 september 2014
eze periode valt samen met de nieuwe maan van de maand Asvina (september/oktober). Gedurende deze periode worden overleden ouders en familieleden herdacht. Er worden allerlei diensten en ceremonies gehouden, waarbij de dodenoffers, straaha’s, centraal staan. De hindoes hebben diverse verplichtingen tegenover hun ouders en voorouders. Deze schuld wordt afgelost door voor hen te zorgen op latere leeftijd en hen te eren tijdens erediensten en tijdens de Pitra Paksj. Door hun voorouders te eren, zullen de voorouders instaan voor het  welzijn van hun nakomelingen. De religieuze voorschriften geven aan dat de oudste zoon de offerplicht uitvoert. Daarom is het zo belangrijk voor hindoes om een zoon te hebben . (Vink, 2014)

2.5 Navaratri (tweede periode)

24 september t/m 2 oktober 2014
Deze periode volgt direct op de Pitra Paksj en is een negen dagen durende periode van dans en aanbidding. Er wordt een offerdienst gehouden waarbij de negen verschijningsvormen van de vrouw van Shiva, Durga, worden vereerd. Durga is de vernietiger van slecht karma. (Moppe, 2013) Na de offerdienst worden in sommige gezinnen de Durga-cahlisa voorgelezen en de geofferde spijzen uitgedeeld. (Vink, 2014) Door mee te doen met de festiviteiten, zoals het vieren van de nachten door veel lawaai te maken en vrolijke kleding en sieraden te dragen, krijgen de mensen de energie om het kwaad te overwinnen. (Moppe, 2013)

2.6 Dussera (Vijaya Dasami)

3 t/m 12 oktober 2014
Tijdens de Dussera staat de overwinning van het goede (in de vorm van Shri Rama) op het kwaad centraal (de demonenkoning Ravan). Het is het einde van Navatri, wat op de tiende dag gevierd wordt. Tijdens dit tiendaagse festival speelt de opvoering van de Ramayana een belangrijke rol. Tijdens dit toneelstuk worden de belangrijkste gebeurtenissen uit het leven van Ram(a) en de demon Ravan opgevoerd. De voorstelling begint na zonsondergang en gaat door tot diep in de nacht. De gehele voorstelling neemt soms meer dan tien dagen in beslag. Naast het podium zit een groep priesters die een gedeelte van het dichtwerk van Tulsidas voorleest. Tulsidas heeft het verhaal van Ram en Ravan beschreven. De voorstelling speelt zich af op verschillende locaties. Het publiek volgt de acteur te voet of per rijtuig naar de volgende locatie waar het stuk wordt hervat.
http://www.imgion.com/images/01/Evils-Statue.jpgVoor het begin van Dussera worden er drie meter hoge poppen gemaakt van stro, welke worden gevuld met vuurwerk. Deze poppen stellen Ravan, zijn broer en zijn zoon voor. Op de tiende dag wordt de overwinning gevierd, de Viiavdashami. De poppen worden in brand gestoken als teken van overwinning. (Vink, 2014)

2.7 Divali

23 oktober 2014
http://namasteshanti.files.wordpress.com/2010/11/b85ce92993.jpgDivali is het feest van de duizend lichtjes. Het feest is gewijd aan Maha Lakshmi, de godin van het licht, voorspoed, geluk, succes, wijsheid en welvaart. Na Divali gaan veel hindoes op bedevaart naar de heilige rivier de Ganges om een religieus bad te nemen. Het gaat tijdens dit feest om de goede dingen die het kwade overwinnnen; het licht wint van het donker, de warmte van de kou etc. Hindoes maken voor Divali hun huis schoon en er wordt een week lang geen vlees gegeten of alcohol gedronken. Zo worden ze ook van binnen gereinigd. Er wordt uitgebreid gebaad en er worden nieuwe kleren aangetrokken. Vervolgens wordt het hele huis verlicht door diya’s, aarden schoteltjes met geklaarde boter als brandstof en een katoenen pitje. De oudere vrouwen van de familie voeren een plechtigheid uit voor de deur van hun huis, waarbij ze bidden tot Lakshmi en haar vragen het huis te bezoeken. Deze lichtjes branden de hele nacht, zodat de godin het huis kan vinden. Door de lichtjes worden de mensen verlicht en krijgt men het gevoel met een schone lei te kunnen beginnen. Tijdens deze dag zoeken families en vrienden elkaar op en wensen elkaar veel geluk. (Vink, 2014)

2.8 Basant Pachami

25 januari 2015
Dit feest luidt de komst van de lente in. Er wordt een begin gemaakt met het opbouwen van de holika, een grote brandstapel die de avond voor het Holi-feest (40 dagen later) wordt aangestoken. Op een centrale plaats in de woonplaats wordt op rituele wijze een Castor-olie plant geplant.
Rondom deze plant worden iedere dag takken, bladeren, hout en ander brandbaar materiaal verzameld (wikipedia.nl).
Deze brandstapel staat symbool voor de heks Holika, die het kwaad in de wereld en met name in de mens voorstelt. In Nederland wordt deze brandstapel pas de dag zelf (Holika Dahan) opgebouwd. Op deze dag worden ook erediensten gehouden ter ere van Saraswati, de echtgenote van Brahma (God als schepper). Zij is de godin van de wijsheid en schone kunsten. (Vink, 2014)

 


http://www.tyohaar.com/sites/default/files/holika-dahan.jpg2.9 Holika Dahan

5 maart 2015
Dit is de avond voor Holi, waarbij men de van te voren (tijdens Basant Pachami) opgebouwde Holika verbrandt. Dit symboliseert het kwade. Tijdens de ceremonie loopt iedereen rondom het vuur en roepen verwensingen aan het kwaad. Bovendien worden er rijstkorrels, aarde en stenen in het vuur gegooid om slechte gewoonten en gedachten te verbranden. (Vink, 2014)

2.10 Holi

6 maart 2015
http://www.andybasileinsight.com/wp-content/uploads/2014/04/1A-HOLI.jpgDit lente-feest is tevens het nieuwjaarsfeest van de hindoes en symboliseert de overwinning van het goede op het kwade: van licht op duisternis, van kennis op onwetendheid, van recht en waarheid op onrecht en onwaarheid. Op de ochtend van Holi komen de mensen bij elkaar op de plek van de verbrande brandstapel. Er wordt een gebed uitgesproken en zegewensen voor geluk en welzijn voor het nieuwe jaar. Vervolgens brengt men bij elkaar met as een stip aan op het voorhoofd (tilak), ten teken dat het kwaad overwonnen is. Na deze plechtigheid wordt er de hele dag gegeten, gedronken en gezongen waarbij men elkaar besprenkeld met geurwater, gekleurde as en allerlei vloeistoffen. Dit symboliseert de in bloei staande natuur en het begin van de lente, het nieuwe jaar. (Vink, 2014)

 

2.11 Navaratri (eerste periode)

20 t/m 27 maart 2015
Tijdens deze periode begint de vastenperiode die vier maanden duurt; tot de tweede Navaratri in september/oktober. De festiviteiten gedurende Navaratri duren negen dagen en nachten en staan in het teken van de godin Durga, een van de verschijningsvormen van Parvati, de echtgenote van de god Shiva (beleven.org). Tijdens de negen nachten durende devotionele dienst, worden de negen manifestaties van Durga Mata vereerd. Op de eerste dag wordt Durga Mata vereerd in de vorm van Shailputri. In de wereld waarin wij onszelf bevinden is materialisme en succes het middelpunt. Dit zorgt uiteindelijk ook voor faalangst en frustraties. Shailputri zorgt daarom ook voor een tevredenheidsgevoel. (Organisatie voor Hindoe Media, 2012)

2.12 Ramnavmi

27 maart 2015
Ramnavmi is de geboortedag van Rama, de incarnatie van de god Vishnu als mens. Rama wordt door de hindoes als ideale mens en koning gezien; de ideale samenleving wordt ‘Ramraj’ genoemd (Godsrijk). Op deze dag worden er meerdere diensten en ceremonies gehouden ter ere van Rama. Hierbij worden verschillende delen uit de Ramayana van Tulsidas gelezen en gezongen. (Vink, 2014)

2.13 Hanuman Jayanti

3 april 2015
Dit is de viering van de geboortedag van de apengod Hanuman. Hij was de trouwe volgeling en helper van Rama uit de Ramayana. Hanuman wordt gezien als beschermer tegen en verdrijver van kwade geesten en demonen. Tijdens verscheidene diensten wordt er voorgelezen uit de Hanuman-chalisa (een loflied) en wordt een jhandi geplant ( een vlag aan een bamboestok). (Vink, 2014)

2.14 Nag Pantsjami (I) en Nag Pantsjami (II):

4 augustus 2015 & 19 augustus 2015
Nag Pantsjami wordt twee keer achter elkaar gevierd: op de vijfde dag van de donkere helft van de maand Sravana en de vijfde dag van de lichtere helft van de maand Sravana. Het is een slangenfestival ter ere van de slangengoden. Er wordt tijdens deze dagen een hulde gebracht aan alle dieren. Alle dieren worden gezien als kralen aan hetzelfde kosmische snoer; ze zijn niet alleen afhankelijk van elkaars bestaan, maar maken elkaars bestaan ook mogelijk. Er wordt op deze dagen gebeden voor slangen en ze worden gevoed met melk. (Vink, 2014)

 





3.   Rituelen en symbolen

Het hindoeïsme kent verschillende rituelen en voor de belangrijkste rituelen dient men altijd een priester (brahmaan) in te schakelen. (Vries, 2003) De hindoes houden er thuis ook dagelijkse rituelen op na die ieder op zijn eigen manier en op een zelfgekozen tijdstip uitvoert. Elke gelovige is dan ook verantwoordelijk voor zijn eigen religieuze rituelen. Door middel van het juist naleven van de zelfontwikkelde regels probeert een hindoe een zo goed mogelijke relatie op te bouwen met zijn ‘persoonlijke’ godheid. Deze ‘persoonlijke’ godheid is door de hindoe gekozen uit de duizenden goden en godinnen die tot het hindoeïsme behoren. Elke gelovige leert de basisregels om zijn god op de juiste manier te kunnen vereren, maar het allerbelangrijkste kenmerk blijft dat hindoes voor zichzelf kunnen bepalen hoe en wanneer zij hun god vereren, dit wordt puja genoemd. Hierdoor bestaat er geen algemene beschrijving van het hindoeïstische ritueel aangezien dit van persoon tot persoon kan variëren en elke streek in India beschikt over lokale gebruiken vanuit eeuwenoude tradities. De priesters houden wel vast aan rituelen zoals deze in de Veda’s beschreven zijn en moeten niets hebben van de mengeling van oude tradities en lokale varianten zoals de Indiase bevolking.

3.1 Puja

Puja is het ritueel waarbij offers worden gebracht en wordt, afhankelijk van de zelfontwikkelde regels, dagelijks of wekelijks uitgevoerd. Elke hindoe heeft (meestal) thuis een speciale plek waar zijn puja wordt uitgevoerd. Op deze speciale plek staan beeldjes van de goden of andere objecten die symbool staan voor de goden, waar de hindoe een band mee heeft opgebouwd (de Vries, 2003). Bij rijkere families is vaak een apart altaar gemaakt met beelden van metaal, goud of zilver maar voor armeren kan deze speciale plek ook een vrijgehouden plekje op de grond zijn met houten beeldjes. De hindoes geloven dat de ziel van de godheid bezit heeft genomen van het beeldje en wordt dan ook behandeld als een menselijk wezen die de hele dag door  bezig gehouden moet worden. Puja is dan ook niet zozeer het offeren, maar bezig zijn met de goden. Hindoes brengen de goden offers in de vorm van voedsel, bloemen, vuur of water maar ook bloed van een offerdier. De offers worden gegeven met als doel iets gedaan te krijgen. De god nuttigt het offer en het materiële dat overblijft wordt aan de armen of aan de dieren gegeven. Naast het offeren wekken de hindoes hun god ‘s morgens met muziek, wordt hij voorgelezen, gewassen en aangekleed met bloemenslingers. In tempels wordt de god soms naar een slaapkamer gebracht waar hij het gezelschap van zijn vrouw(en) krijgt, ook in de vorm van een beeld. (Vries, 2003)

3.2 Ashrama’s

‘Hindoes zijn onderverdeeld in vier klassen of kasten die traditioneel gebaseerd zijn op het werk dat ze doen. De hoogste kaste is die van de priesters, daarna komen de soldaten en edelen. Onder hen bevinden zich de kooplieden en daaronder de gewone arbeiders. Een vijfde groep staat buiten het kastenstelsel omdat ze de smerigste klusjes opknappen. Je wordt geboren in een bepaalde kaste maar nadat je bent overleden, kun je herboren worden in een hogere of lagere kaste, afhankelijk van je karma (Ganeri, 2000)’. De drie hoogste kasten leven volgens de vier levensfasen, ashrama’s, en hebben betrekking op het leven van een man. De vrouw is binnen het hindoeïsme haar hele religieuze leven ondergeschikt aan de man, aldus de Vries, 2003. Elk belangrijk moment in het leven van een hindoe wordt voltrokken door rituelen en ceremonies.

‘De eerste levensfase begint als een jongetje 8 tot 12 jaar is. Hij wordt bij een leraar in opleiding gegeven en krijgt zijn heilige koord, de yajnopavita, het teken van zijn hogere kaste. De yajnopovita is een lange lus van katoendraad, wat de hindoe zijn hele leven moet dragen. Dit ritueel wordt ‘dvija’ genoemd en de jongen wordt hierbij voor de tweede keer ‘geboren’ door het opzeggen van gebeden rond het heilige vuur.
De tweede levensfase volgt nadat de jongen terug komt in zijn ouderlijk huis, na het afronden van zijn opleiding. Zijn ouders hebben inmiddels een geschikte vrouw voor hem gevonden waar hij mee trouwt. De rol van huisvader wordt gezien als de tweede levensfase waarin hij een gezin zal stichten en een zo goed mogelijk leven leidt.
Als zijn zoon de fase heeft bereikt waarin hij zelf een gezin zal stichten zal de hindoe zijn huis verlaten en zich terugtrekken om de rest van zijn leven te wijden aan meditatie en godsdienst. Zijn vrouw mag hem vergezellen maar hij dient alle aardse goederen achter te laten. Dit wordt gezien als de derde levensfase.
De laatste levensfase voltrekt zich wanneer de hindoe de zoon van zijn zoon geboren heeft zien worden. In deze fase trekt hij zich helemaal uit de maatschappij terug om als asceet van pelgrimsplaats naar pelgrimsplaats te trekken. Hij wordt dan een sanyassin genoemd en beschouwd als een heilige. Een sanyassin wordt na zijn dood niet gecremeerd maar begraven in lotuszit alsof hij nog steeds ‘aan het mediteren is’. (Vries, 2003)

https://c2.staticflickr.com/4/3308/3245330015_a834264692.jpg3.3 Geboorte
De geboorte van een kind wordt gezien als een onreine gebeurtenis waar alleen een vroedvrouw immuun voor is. Na de geboorte trekt een priester een speciale horoscoop waaraan de naam van het kind wordt vastgesteld. De horoscoop wordt ook gebruikt om de toekomst van de baby te voorspellen. De naam wordt pas op de twaalfde dag na de geboorte gegeven en heeft vaak een speciale betekenis of de naam van 1 van de goden of godinnen.






http://www.trouweninderegio.nl/images/artikelen/Stock_26_27_28.jpg3.4 Huwelijk
Vaak is het huwelijk door families geregeld. Een bruiloft duurt een aantal dagen waarin vijftien rituelen worden verricht. Er bestaat een ritueel waarbij zeven stappen rond het heilige vuur worden gezet en bij elke stap wordt een gelofte gedaan. Ook krijgen de bruid en bruidegom beiden speciaal gewijde rijstkorrels op het hoofd gelegd als symbool voor welvaart en geluk. Daarnaast krijgt de bruid vaak rijst en vruchten in haar schoot met de symbolische wens veel kinderen te krijgen. Tijdens het huwelijk verhuist de bruid naar het huis van de man. Er wordt een bruidsschat betaalt, die vaak armere tot levenslange schulden kan leiden.

3.5 Bhimarathi
Bhimarathi betekent letterlijk ‘nacht van de vrees’ en dit ritueel wordt uitgevoerd op de zevende dag van de zevende maand van het jaar dat een hindoe zevenenzeventig is geworden. Op deze leeftijd zal men zonder vrees kunnen sterven en na het ritueel is de hindoe vrijgesteld van zijn religieuze verplichtingen.

3.6 Dood en crematie
De dood wordt ook als een onreine gebeurtenis ervaren, maar doodgaan geeft hindoes ook de mogelijkheid om een goede wedergeboorte te krijgen. ‘De stervende krijgt magische spreuken toegefluisterd en om de geesten van het dodenrijk gunstig te stemmen wordt rijst geofferd’ (de vries, 2003). Nadat de hindoe is overleden wordt de schedel met een geheiligd stokje gespleten om de ziel uit het lichaam los te kunnen laten om herboren te worden. Het lichaam wordt in doeken gewikkeld en naar een crematieplek gebracht. Deze liggen vaak aan de oever van een heilige rivier zodat de as in de heilige rivier kan worden uitgestrooid. Voor de crematie wordt het lichaam op een verhoogd platform van blokken sandelhout gelegd. De oudste zoon van de familie steekt het vuur aan. Elk jaar wordt de sterfdag van de persoon herdacht in de vorm van een plechtigheid
. (Ganeri, 2000)

3.7 Heilige rivieren
De rivieren de Ganges en de Yumna zijn de bekendste heilige rivieren in het leven van een hindoe, omdat zij zich hierin vrij kunnen wassen. Een hindoe heeft als ideaal zich minstens 1 maal van zonden vrij te wassen met het water uit de Ganges. Aan de oevers van de Ganges staan trappen, ghats, die pelgrims de mogelijkheid bieden zich te wassen. Op dezelfde plekken worden echter ook crematies gepleegd waarbij de as in datzelfde water wordt gestrooid. Voor hindoes is dit een heel gewoon ritueel en vaak nemen zij ook gangeswater mee naar huis om te gebruiken bij andere rituelen zoals het reinigen van voedsel voor de puja.

3.8 De heilige koe
Vroeger werden dierenoffers gebracht om de goden gunstig te stemmen. Later zijn deze offers afgeschaft en hebben bepaalde dieren een aparte status gekregen. Waaronder de koe die onschendbaar is. Vaak worden koeien getooid en hebben zij een rode tika op de kop. Enige vorm van geweld tegen een koe is absoluut uit den boze. Er wordt dan ook geen rundvlees gegeten door hindoes, aldus Ganeri, 2000. Koeien mogen wel gebruikt worden voor hun melk, yoghurt, boter, urine en mest. Dit zijn zeer krachtige, reinigende materialen bij rituelen. Daarnaast geloven de vrouwen, wanneer ze volgens de legende drie maanden lang een geel koordje om hun pols hebben gedragen tot het festival Divali en deze daarna om de staart van een koe binden, dit hen helpt om het paradijs te bereiken. Mochten zij het daaropvolgende jaar sterven.
http://www.thikatravel.com/media/821913/INChittorgarh_cowinfrontoffort_Experience.jpg

3.9 Meditatie
Hindoes gebruiken meditatie om hun lichaam en geest voor te bereiden op de moskha, dit is de verlossing van de kringloop der geboorte. Tijdens de meditatie concentreren hindoes zich volledig op mantra’s. Mantra’s zijn magische zinnen of een serie klanken die bij een bepaalde godheid horen, aldus de Vries, 2003. ‘Door zich volledig op de mantra’s te concentreren kunnen hindoes hun gedachten ordenen terwijl ze aan het mediteren zijn’
. (Ganeri, 2000)

3.10 Tika
‘Het is de gewoonte om ‘s morgens vroeg, als een van de eerste religieuze handelingen, een heilig teken aan te brengen op het voorhoofd, op die plek waar men denkt dat het derde oog, het oog van het hogere inzicht, zich bevindt. (Vries, 2003) Aan de vorm van de tika kun je zien of de hindoe aanhanger is van Vishnu of van Shiva. De aanhangers van Vishnu tekenen namelijk twee verticale lijnen en de aanhangers van Shiva tekenen drie horizontale lijnen van rood of oranje gekleurde saffraanpoeder. 

Om Symbol.jpg3.11 Om
De hindoes hebben een heilig geluid ‘Om’ wat geschreven in het hindi het heilige symbool voor het hindoeïsme weergeeft. Om is het symbool van geestelijke volmaaktheid en wordt opgedreund aan het begin van gebeden, zegeningen en lezingen uit de heilige boeken en gebruikt tijdens meditaties
. (Ganeri, 2000)



Swastika.jpg3.12 Swastika
‘De swastika, ook wel bekend als het hakenkruis, is een eeuwenoud hindoe symbool voor vrede. het wordt dikwijls op kaarten en uitnodigingen afgedrukt en in stoffen geweven om geluk te brengen. In de 20e eeuw namen de nazi’s in Duitsland het symbool over, keerden het om en maakte het ot een symbool van het kwaad’. (Ganeri, 2000)


Lotusbloem Vishnu.jpg


3.13 Lotusbloem
De lotusbloem is een symbool voor de god Vishnu en komt volgens Ganeri (2000) veel terug in kunst en tempels in India.






Shri.jpg
3.14 Shri
‘Het shri symbool is een teken van welvaart en welzijn binnen het hindoeisme’
. (Ganeri, 2000)






4.   Heilige boeken of teksten

Het hindoeïsme kent niet één, maar meerdere heilige geschriften, zoals de Ramanaya, Bhagavad Gita, Purana’s en Upanishads. De basis van al deze geschriften wordt gevormd door de Veda’s. De Veda’s behoren tot de oudste geschriften van de mensheid. Rond 1500 voor Christus is  de eerste Veda op bladeren geschreven. Het woord Veda betekent letterlijk ‘weten’.  In de Veda’s vindt je informatie over verschillende wetenschappen en filosofieën. De kennis van de Veda’s is onderverdeeld in vier delen. (Rig- Veda, Sama- Veda, Yajur- Veda en Atharva- Veda).  Bij elkaar kennen deze vier delen zo een 20.000 mantra’s. De inhouden van de Veda’s zijn afkomstig van de Rishi’s. Rishi’s zijn wijze en hoogontwikkelde mensen die omschreven zouden kunnen worden als de eerste wetenschappers. De Rishi’s hebben de kennis uit de Veda’s ontvangen toen zij in diepe meditatie waren. In deze toestand waren de Rishi’s in staat om contact te leggen met de kosmos en ontvingen zo trillingen  die uiteindelijk zijn vertaald naar mantra’s.  De mantra’s van de Veda’s zijn eeuwenlang mondeling doorgegeven. Rishi’s gaven het door aan hun leerlingen  en die gaven het op hun beurt ook weer door aan hun leerlingen.  Zo gingen de mantra’s en de correcte uitspraak niet verloren. In de Veda’s staan uiteenlopende onderwerpen beschreven. Voorbeelden zijn  rituelen, yoga, astrologie, dans, wiskunde, psychologie, enz.  (Organisatie voor Hindoe Media, 2012)
Niet alles is in de Veda’s opgenomen. Slechts alleen de grondbeginselen.  Pas later zijn de onderwerpen uitgediept en uitgewerkt. Zo zijn er talloze volledige boeken ontstaan.  De kennis in de Veda’s is universeel en wordt gezien als een leidraad voor het leven, waardoor iedereen er wat aan kan hebben. Hindoes zien de Veda’s als het allerhoogste boek. Maar niet iedere Hindoe kent de inhoud  hiervan.  Dit komt omdat de Veda’s in het Sanskriet zijn geschreven en deze taal niet meer wordt gesproken, alleen nog wordt bestudeerd. Het lezen van de vertaling van de Veda is een optie, maar wel lastig. Dit komt omdat Sanskriet niet letterlijk te vertalen is. Eén woord heeft meerdere betekenissen.  Als je een stuk tekst gaat vertalen krijg je cryptische  teksten die lastig zijn om te snappen.  Vele geleerden hebben de teksten bestudeerd en hebben vervolgens hier hun eigen interpretatie aan gegeven.  Op deze manier zijn er nieuwe boeken ontstaan.  (Organisatie voor Hindoe Media, 2012)
De Hindoes rekenen een zeer groot aantal boeken tot hun Heilige Geschriften. Veel ervan zijn zelfs grote tot zelfs zeer uitgebreide werken. Tot de allerbelangrijkste uit deze grote groep rekenen de Hindoes de volgende Geschriften: de Sruties, de Veda's, de Smrities, de Upanishaads, de Brahmana's en de Vidhi's, de Upveda's, de Agams, de Upanga's, de Puraans, de Vedanta, de Ramayan, de Mahabharat en de Shrimad Bhagwat Gieta. (Bansidhar, 2005)
 

4.1 De Sruties

Srutie betekent: gehoor, het aangehoorde. De leerling zit aan de voeten van zijn guru. De guru vertelt, geeft zijn kennis door, en de leerling hoort het aan, herhaalt het vele malen om het goed te kunnen onthouden. De Veda Mantras, -formuleringen, -teksten, moeten luid, duidelijk en hoorbaar worden gereciteerd/uitgesproken. De uitgesproken woorden brengen trillingen voort. Deze hebben een gunstige uitwerking op de hele kosmos (op mens en dier). De Veda's behoren tot de Sruties. Het eerste doel van dit leerproces was om de Mantra's op de juiste wijze te leren reciteren, de Mantra's foutloos en op een bepaalde toon te leren uitspreken. Het tweede deel was de uitleg, de interpretatie van wat de leerling had geleerd en gereciteerd. Het derde en misschien wel het belangrijkste onderdeel was de observatie van het gedrag van zijn leerling door de guru. Pas wanneer de guru ervan overtuigd was dat ook het gedrag en karakter van zijn leerling goed waren, kreeg deze leerling van zijn guru toestemming om het geleerde verder te helpen verspreiden onder het volk. Meestal bleef hij ook dan nog onder leiding van zijn guru, samen met andere collega leerlingen, dit werk vanuit de Aashram van de guru verspreiden. Sommigen stichtten na enige tijd zelf, of in opdracht van de guru, op een andere plek een nieuwe Aashram. (Bansidhar, 2005)

4.2 De Veda's

Het Hindoeïsme gaat er van uit dat de mantra's uit de Veda's niet zijn ontsproten uit het brein van de mens, maar van Goddelijke oorsprong zijn. God heeft als het ware de Rishi's tijdens hun meditaties door middel van hun zeer goed ontwikkeld vermogen om zaken te kunnen opnemen, horen en zien, dit doorgegeven. In het begin was er maar één Veda. De heilige Vyaas Moeni heeft deze later gerangschikt naar onderwerpen en verdeeld in drie hoofdstukken (drie Kaands). Ze worden ook wel de Veda-trayah genoemd. Tri of tray betekent drie. Het eerste hoofdstuk noemde hij de Gyaan-kaand. Dit boek kreeg de naam Rig-Veda. De onderwerpen die hierin worden behandeld gaan over intellectuele- en filosofische zaken. Het tweede hoofdstuk noemde hij de Karma-kaand. Dit boek werd de Yajur-Veda genoemd. Hierin worden de onderwerpen betreffende de rituelen opgenomen. Het derde hoofdstuk noemde hij de Upaasana-kaand. Dit boek werd de Saam-Veda genoemd. Hierin worden de onderwerpen over gebed, lofzang aan God enz. beschreven. Onderwerpen die niet konden worden ondergebracht in deze drie boeken werden in een vierde boek, de Atharva-Veda, vastgelegd. Hierin zijn onder andere behandeld de onderwerpen over de maatschappelijke organisatie (religieuze, sociale, politieke regels enz.). Regels dus die naar gelang de ontwikkelingen in de samenleving konden worden aangepast, afgeschaft en nieuwe regels gemaakt.
De Veda's worden gezien als de oorsprong, de moeder, waaruit filosofie, wetenschap en religie zijn ontstaan. Wetenschappers als Einstein en Schopenhauer bevestigen dit. Ook de theosofe Annie Besant zegt dat het Hindoeïsme met haar Veda's zowel een religie als een wetenschap is. De Veda's zijn universeel, ze zijn daarom niet alleen een boek van en voor de Hindoes, maar ze zijn bestemd voor de totale mensheid. Het Hindoeïsme is gebaseerd op de leerstellingen van de Veda's. De Mantra's en de Brahmana's (de hymnen) vormen de ziel van de Vedische literatuur. De Vedanga's geven verder inzicht wanneer men de Veda's verder wil bestuderen/analyseren. (Bansidhar, 2005)

 

 

4.3 De Smrities

Smritie (smaran) betekent herinnering. Het betekent ook datgene waarover is nagedacht. De Smrities zijn door verschillende geestelijk hoog aangeschreven en zeer gerespecteerde guru's geschreven en bevatten rechts- en wetsregels, regels voor zeden, gewoonten, moraal enz. Hierbij werd niet alleen teruggegrepen naar de regels uit de Sruties, Veda's, Upanishads. De guru's verrichtten daarnaast veel denkwerk om ook nieuwe voor die tijd passende en gewenste actuele regels in te voeren. De eerste Smritie werd geschreven door de heilige en geleerde Manu en het boek heet daarom Manu Smritie. Zijn boek is tot de dag van vandaag in groot aanzien bij de Hindoes. Het bevat regels over goed gedrag van mensen levend in gezinsverband en levend tussen anderen. Ook geeft hij regels voor een gelukkig leven, en regels voor specifieke groepen als jongeren, gehuwde mannen en vrouwen, ouderen, de heiligen en de gezagsdragers enz.
 Ook heden ten dage worden de tien kenmerken van de Hindoe Dharma, de "Dashkam Dharma Lakshanam" (een soort tien geboden) die door Manu zijn geschreven, door alle Hindoe geestelijken gebruikt en aangehaald in hun preek. Er zijn totaal 18 Smrities, waarvan de eerste dus de Manu Smritie is. Zeer bekend zijn verder de Smrities van Yagyavalkya, Parashar, Shankh en Gautam. Een voortreffelijk boek over het Staatsrecht werd geschreven door de wijze Chanak. Het heet "de Chanak Nitie" (het wetboek van Chanak). (Bansidhar, 2005)

4.4 De Upanishads

Upanishad betekent "voor het aangezicht van, dichtbij gezeten" bij de guru (leraar) luisteren. Deze bijeenkomsten vonden meestal plaats op een speciaal voor dit doel uitgekozen plaats in het bos. Het Sanskrietwoord voor bos is Aranya. Deze Upanishads werden meestal genoemd naar de plaats van het woud. In de Upanishads wordt God aangeduid als Satya, de Waarheid. Omdat het universum doordrongen is van de Goddelijke geest, zegt de Upanishad dat de totale schepping in al de vormen waarin het te zien is, een ontwikkeling is van die Waarheid, die Satya. Die Satya (God) staat boven alles. Tijd en ruimte staan onder zijn gezag. De menselijke geest is niet in staat om het wezen van die Satya te doorgronden of volledig te begrijpen. Wij mensen geven die Satya, die Waarheid, diverse namen en vereren hem soms met een specifieke naam en vorm. In het verleden waren 1180 Upanishads bekend. Hiervan zijn thans 108 nog bekend. En van deze 108 Upanishads zijn 11 de bekendste. Deze zijn: Iesh-, Kén-, Kath-, Prashna-, Mundak-, Maandoekya-, Aytareya-, Taittiriya-, Chaandogya-, Shwetashwatar- en Briehadaranyak Upanishad.
Velen gaan er van uit dat de Iesh Upanishad de leidraad vormt van alle Upanishads. Vanaf het prille begin hebben grote Rishi's als Yagyavalkya, Aytareya, Sandilya, Uddalak, Aruni, Gargie en Maytreya, die om hun grote kennis en betrokkenheid met de mensen heel erg werden gerespecteerd, de waarheid van de Upanishads gepropageerd. In die tijd werden de vrouwen niet uitgesloten van het volgen van onderwijs of het bekleden (en verrichten) van religieuze ambten. In een van de Upanishads, de Bajrasoechiek Upanishad, wordt op heel treffende manier aangegeven wie moet worden aangemerkt als een Brahmaan (Hindoe priester). Duidelijk wordt verteld dat mensen uit alle sociale klassen die beantwoorden aan de daarvoor gestelde eisen als brahmaan mogen worden aangemerkt. In de Upanishads komt ook het nog steeds zeer bekende vraaggesprek tussen de kleine Nachiketa en Yam-dewta voor. Yam-dewta geeft een bijzonder uitvoerige beschouwing over Atma en Parmatma.
Uit de vele Vakya's uit de Upanishads zijn deze vier kernspreuken, de Maha-Vakya's, zeer bekend en beroemd.
1.    Tat twam asie - (Chaandogya- en Kath Upanishad).
Hiermee wordt bedoeld dat de Rishi's via de Upanishads de mensheid de boodschap wilden geven dat de mens een deel is van die Tat (Dat - God). Dus de Atma in de mens en Brahm zijn in wezen het zelfde.
2.    Ayam atma brahm - Ik ben niet het lichaam, dat is sterfelijk.
Ik ben de Atma, dus de Waarheid / Brahm.( zie de Maandoekya Upanishad ).
3.    Aham Brahm Asmie. Ik ben de Brahm. Dat zegt de Rishi van de Briehadaranyak Upnishad. In een toestand van de diepste meditatie waarin hij zich zelf als Atma en God als Parmatma als het ware in elkaar ziet overgaan, als zijnde een en verschillend.
4.    Prajanaam Brahm . In de Aytareya Upnishad wordt God ook gezien als de bron van alle kennis. Omdat kennis niet toebehoort aan één persoon of aan één groep van mensen, maar boven plaats en tijd staat, en oneindig is, is zij gelijk aan Brahm.
 In de Upanishads wordt door de guru's op vele treffende aanschouwelijke manieren moeilijke onderwerpen (op eenvoudige wijze) uitgelegd. Middels de woorden: "Na-itie, na itie" maakt de guru aan de leerling duidelijk dat het wezen van God niet is te omvatten, niet is te beschrijven, maar hooguit bij benadering kan worden aangegeven. De leerling vraagt telkens aan de guru: Is God dit en dit en dit (itie)? De guru antwoordt: Na (neen). Vervolgens geeft de leerling telkens een uitgebreider antwoord; en telkens weer blijft de guru "na itie, na itie" herhalen. Hij wilde zo duidelijk maken aan zijn leerling. dat welke goede eigenschappen je ook blijft toevoegen om God te beschrijven, wij dat nooit uitputtend kunnen aangeven. Een ander treffend voorbeeld waarmee de guru de leerling de diepzinnige kennis wil bijbrengen is b.v. te vinden in de Chaandogya Upanishad: Uddalak legt zijn zoon Shwetketoe middels een voorbeeld uit wat je onder Brahm of "het Zelf" moet verstaan. Omdat vele vragen en even zovele antwoorden niet voldoende bleken te zijn om zijn zoon voldoende inzicht te geven, zei vader Uddalak tenslotte: Mijn zoon, ga buiten en haal een vrucht van de banyan boom. Hier is het, zei de zoon. Breek die vrucht open, zei de vader. Dat heb ik al gedaan, Heer. Ook de eigen zoon moest de guru met gurudjie of Heer aanspreken, ook al was het zijn eigen vader. Wat zie je daarin, vroeg de vader. Kleine zaadjes, Heer. Breek er een van open, zei de vader (guru). Het is al open, zei zoon Uddalak. Wat zie je daarin, vroeg de vader . Niets, Heer, het is zeer klein. Iets witachtigs en verder niets. Mijn zoon, uit dit stukje "niets ", zo nietigs dat het bijna niet te zien is, is die zo grote, hoge, geweldige banyan boom gegroeid. Het wezen van alles, het subtielste van alles, dat Zijn, dat is de volmaakte werkelijkheid, dat is Het Zelf. (Bansidhar, 2005)

4.5 De Brahmana's en de Vidhi's

Deze behoren ook tot de Sruties. Hierin werden veel voorschriften opgesomd om godsdienstige rituelen volgens de Vedische leerstellingen te kunnen verrichten. Zo zijn voorschriften voor het verrichten van Sanskaars (heilige sacramenten), dagelijkse rituelen, huwelijken enz. verwerkt in de Satpad Brahman Griha Sutra. In de Brahm Sutra vindt men verder korte verhandelingen over de Upanishads. De Brahm Sutra vat de essentie van alle Upanishads samen in een samenhangend geheel. (Bansidhar, 2005)

4.6 De Upveda's

Ook de Upveda's (subveda's) behoren tot de groep van de Sruties. In de verschillende Upveda's zijn specifieke kennis over velerlei vakgebieden beschreven. De Ayurveda- een Upveda van de Rig Veda -is welhaast zeker het oudste systeem van natuurlijke geneeskunde. Het is zeer gedetailleerd, geeft veel voorlichting over de manier waarop men ziektes kan voorkomen en gezond kan leven, de zogenaamde preventieve zorg. Bij eventuele ziektes worden uitgekiende en reeds beproefde medicijnen geadviseerd. Deze medicijnen zijn gemaakt van kruiden, wortels, fruit enz. Toen al, vele duizenden jaren geleden, was de Indiase geneeskunde zeer goed ontwikkeld en tot in verre landen maakte men gebruik van die kennis. Het was in eerste instantie gebaseerd op het voorkomen van ziekten en kwalen. Het was er op gericht om doelbewust zo te leven dat ziekten konden worden voorkomen.
De Gandharva Veda. Deze is gebaseerd op de Saam Veda. Het onderwerp dat deze Upveda beschrijft gaat over klank, zang, muziek, dans, en rites. Er werd veel aandacht besteed aan klank, muziek en metrum. Er moest b.v. heel goed worden gelet op de maat waarin de Veda Mantra's, lofzangen enz. moesten worden gereciteerd. De trillingen van het geluid van de Mantra's moesten zo verfijnd en ritmisch zijn dat er een harmonie moest ontstaan tussen mens en natuur.
De Dhanur Veda - Dhanoesh betekent Boog. De Dhanur Veda beschrijft de kennis en kunst van het boogschieten. En ook de kennis over diverse wapensoorten en het kunnen omgaan daarmee.
De Sthapatya Veda. Het verschafte de mensen kennis over het gebruik en de inrichting van hun omgeving. Doel hiervan was om hun omgeving zo in te kunnen richten dat de mens maximaal kon worden ondersteund in zijn geestelijke- en lichamelijke gezondheid en de activiteiten die hij verricht. Het geeft aan dat men bij de inrichting en bouw van huis en erf, dorpen, steden, havens, tuinen, meubels, kleding enz. rekening moet houden met, en kennis moet hebben van de invloeden van hemellichamen, windrichting, bodemgeschiktheid, juiste indeling enz. Voor elk van deze zaken gelden diverse regels, rekening houdend met de hierboven beschreven invloeden. Voor een huis is dat weer anders dan voor een dorp.

4.7 De Agams

Dit zijn handboeken die instructies geven over de wijze van aanbidding van God. Wij kennen onder andere de Vaishnav Agams, voor de vereerders van Bhagwaan Vishnu; de Shaiv Agams (meer dan 100 agams), voor de vereerders van Shiva. Shaktie Agams voor de vereerders van mata Doerga, Kalie, Saraswatie, Gayatrie enz. In de Agams zijn Mantra's en Yantra's opgenomen voor de aanbidding van Brahma, Vishnu, Shiva en Doerga. (Bansidhar, 2005)

4.8 De Upanga's

Men noemt de Upanga's ook wel Darshan Shaastra's. Darshan betekent zien, visioen, visie. In dit geval een visie over de Kosmische realiteit. Deze behoren ook tot de Smrities. De Rishi's (heiligen) proberen door overpeinzing, gebed en meditatie, waarneming van de verschijnselen enz. een antwoord te vinden op de zeer brandende vraagstukken van alle tijden. Het waren vragen als: Hoe is de schepping ontstaan, door wie is het geschapen, wie ben ik in werkelijkheid, van waar kom ik, waar ga ik naar toe na de dood, wat is de zin van het leven, was ik ook in het verleden aanwezig, en vele andere vragen. Het op gerichte en doelmatige manier zoeken naar antwoorden op deze vragen is in feite het begin van wetenschappen als filosofie en religie. Filosofie is de wetenschap der wijsbegeerte, waarbij men wijsgerige bespiegelingen houdt, de alledaagse dingen wijsgerig beschouwt. Deze antwoorden hebben zij in de Upanga's (Darshan Shaastra's) beschreven. Het Hindoeïsme is gebaseerd op een totaliteit van kennis, die diep in ieder mens aanwezig is. Het is als het ware de som van filosofie, wetenschap, religie enz. (Bansidhar, 2005)

De zes Upanga's zijn:
1.       Nyaay Shaastra (wetenschap van de logica, argumentatieleer)
Het is geschreven door Gautam Rishi. Hij beweert dat we bevrijding bereiken door simpelweg het ontkennen van illusie en ellende. Deze filosofie kent geen Chit ( essentiële kwaliteit van bewustzijn) aan de ziel. Hierdoor zeggen ze dat de bevrijde ziel geen bewustzijn heeft. Daarmee plaatst Nyaay de ziel in bevrijde staat gelijk aan een dode inerte steen.
2.       2.Karma-Miemaamsa Shaastra (wetenschap van karma-kaand)
Het is geschreven door Jayminie Rishi. Hij concludeert dat iedereen zich moet bezighouden met het vervullen van zijn voorgeschreven plichten en dat deze hem naar de hoogste perfectie zal leiden. Dit houdt in dat we op de hemelse planeten terechtkomen. Jayminie beweert dat er geen bevrijding is en dat materieel werk de complete realiteit is, dus de cyclus van karma is eeuwig. Dit betekent dat we iets kunnen eisen van God door het verrichten van goed karma.
3.       Wayshesiek Shaastra (wetenschap van de atoomtheorie)
Het is geschreven door Kanaad Rishi. Hij beweert dat het universum gecreëerd is uit een oorspronkelijk reservoir van atomen welke eeuwig is. Kanaad wijst eeuwigheid eveneens toe aan de niet-atomische jiva en de Superziel, maar geeft ze enkel een symbolische rol in de schepping. Daarmee ontkent hij dus het reële bestaan van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods.
4.       Yoga Shaastra (wetenschap van de discipline van zelfrealisatie)
Het is geschreven door Patanjali Rishi. Hij legt een technisch, atheïstisch proces uit om tot het Brahm te komen. Yoga aanvaart de Persoonlijkheid Gods op een indirecte manier door te zeggen dat devotie alleen maar een andere methode is om concentratie te kweken.
5.       Saankhya Shaastra (wetenschap van de analyse van geest en materie)
Het is geschreven door Kapiel Moeni. Zijn filosofie scheidt de kwaliteiten van activiteit en bewustzijn van de jiva en wijst passief waarnemend bewustzijn toe aan de jiva en activiteit alleen aan materie. Dus hij ontkent dat een geconditioneerde ziel handelt op het materieel vlak en een bevrijde ziel op het spirituele vlak.
6.       Vedanta Shaastra (wetenschap van de Godsrealisatie)
Het is geschreven door Vyaas Moeni. Hij beschrijft bevrijding als het uiteindelijke doel van de jiva en stelt jagya als een ondergeschikt doel hieraan om kennis te verwerven. In de vedanta sutra staat: "de bevrijde ziel keert nimmer terug naar deze wereld zoals beloofd in de geopenbaarde Heilige Geschriften". De Veda's zijn bedoeld om God te leren kennen

4.9 De Puraans

In het dagelijkse gebruik betekent dit woord "oud " . Hier gaat het echter om 18 Heilige Geschriften. De samenleving was sterk aan het veranderen. Ook de kennis van de klassieke taal van de Heilige Geschriften, het Sanskriet, werd steeds minder beheerst. De Rishi's, de heiligen, zagen zich genoodzaakt om de mensen op een eenvoudige manier de oude Vedische kennis gericht op de verering van de Ene oorspronkelijke Waarheid (God) bij te brengen. De kennis van de Veda's, Sruties, Upanishads enz. werden nu op een andere, meer tot de verbeelding van de mensen sprekende manier gebracht in de Puraans. De inhoud van de Veda's werden in deze Puraans op eenvoudige manier verteld. Het doel was hetzelfde. De mensen moesten op deze wijze worden geïnspireerd om een nobel, goed en spiritueel leven te leiden. Nu echter bracht men het door middel van ethische- en historische verhalen over de schepping, over koningen en heiligen. Men beschreef op deze wijze onderwerpen als: het ontstaan van het heelal, het zonnestelsel en haar invloed op de totale kosmos,de vier wereldtijdperken (Satya Yuga, Treta Yuga, Dwapar Yuga en Kali Yuga), de pancha tattwa of te wel de vijf elementen (aarde, water, lucht, vuur en ether ), de werelddelen met de verschillende landen en de oceanen enz., de Awataars van God, de dynastieën van koningen behorend tot onder andere het geslacht van Shri Raam (de Surya Vanshies), en die van Shri Krishna (de Chandra Vanshies) enz.
De heilige Rishi Vyaas trachtte op deze wijze dus de belangstelling van een groter deel van de mensen te vergroten, zodat veel meer mensen de verering van God, ouders, guru's, heiligen ter hand zouden nemen. Voorts moest dit leiden tot een goed geordend leven in dienst van God en medemens. De 18 Puraans zijn: (Bansidhar, 2005)
1. Brahma Puraan
2. Vishnu Puraan
3. Shiva Puraan
4. Bhagwat Puraan
5. Skand Puraan
6. Garoer Puraan
7. Narad Puraan
8. Brahm Waiwart Puraan
9. Waaman Puraan 
10.Matsya Puraan
11.Agni Puraan
12.Maarkaandey Puraan
13.Brahmaand Puraan
14.Matsya Puraan
15.Lienga Puraan
16.Padma Puraan
17.Koerma Puraan
18.Waraah Puraan



4.10 De Vedanta's

Ant(a) kunnen we omschrijven als einde, afronding of vervolmaking. De Vedanta's worden ook wel de Uttar Mimaansa's genoemd (meest uitgebreide analyse). De bevindingen worden weergegeven in de Brahma Sutra's. Hierin wordt op diepzinnige manier het wezen van de mens en ook de verschillen tussen schijn en werkelijkheid beschreven. Deze Heilige Geschriften sporen de mens aan in zijn streven naar de Moksha (verlossing), een zodanige persoonlijkheid te ontwikkelen, dat het denken en handelen beter wordt. Het leert de mensen om het denken in de "ik" vorm te zien, als een zeer klein onderdeel van het hoogste "ik", God. Het leert de mensen dat de waarneming van de mens beperkt is vanwege de beperkte vermogens van die zintuigen. Dus kan hij niet alwetend zijn, dus is hij onwetend over de ware aard van God. (Bansidhar, 2005)


5. Heilige huizen

Hindoes houden hun erediensten in gebouwen, die ze mandir of tempels noemen. Overal in India staan tempels en ook in andere plaatsen waar hindoes zich hebben gevestigd zijn tempels gebouwd. Deze tempels zijn meestal opgedragen aan een bepaalde god, godin of heilige man. Ze worden gezien als het aardse huis van de godheid, wiens aanwezigheid wordt getoond door een afbeelding of een beeld in het binnenste, heiligste deel van het tempelgebouw. Veel hindoes vereren hun goden ook thuis, in een bepaalde kamer of een deel van een kamer. Er bestaan geen vastomlijnde regels voor het eren van de goden. Sommige mensen gaan elke dag naar de tempel; anderen komen alleen op speciale dagen, zoals feestdagen naar de tempel. Weer anderen kennen geen tempels maar gaan regelmatig naar groepsmeditaties in speciale meditatiecentra (jagrti's). (hindoeismegeloof, 2012)

5.1 Tempelbel

Hindoetempels zijn luidruchtige, levendige plaatsen gevuld met geluiden van mensen die bidden, zingen en op zangerige toon voorlezen uit de heilige geschriften. Gelovigen trekken aan de tempelbel als ze de tempel betreden en als ze weer weggaan. (hindoeismegeloof, 2012)

Nog meer tempels
De enige tempel in India die is gewijd aan Brahma staat in de stad Pushkar in Rajasthan, het westen van India. Bij de ingang staat een gans, Brahma’s persoonlijke dier, waarvan gezegd wordt dat hij deze plek voor de tempel heeft uitgekozen. Een groep prachtige stenen tempels staat langs de kust bij Mahabalipuram in Zuid-India. Ze werden gebouwd in de 7e eeuw. De stad is nog altijd beroemd om de bedrevenheid van haar beeld- en steenhouwers

Voor Hindoes is het maken van een pelgrimstocht (yatra) een wezenlijk onderdeel van de uitoefening van hun religie. In India kan bijna elke plaats een heilig pelgrimsoord zijn. Daarom variëren de gegevens van het aantal Hindoeïstische pelgrimsplaatsen (tirthas= doorwaadbare plaats) tussen de 58 en 64000, afhankelijk van het feit of alleen hoofdplaatsen of ook lokale plaatsen meegerekend worden. Veel heilige plaatsen liggen aan rivieroevers, kusten, stranden en op de bergen. (hindoeismegeloof, 2012)

5.2 Ganges

Hindoes geloven dat het water van de rivier de Ganges heilig is en dat het hun zonden afwast. De Ganges stroomt van de Himalaya door Noord-India naar de Golf van Bengalen in het oosten. Volgens legende viel de Ganges vanuit de hemel op aarde. Shiva ving de rivier in zijn haar om zijn val te breken en te voorkomen dat de aarde onder zijn gewicht bezweek. De rivier wordt ook al godin vereerd en heet dan Ganga. (Ganeri, 1996)

 

5.3 Kanchipuram

Deze plaats is 1 van de 7 heilige steden en wordt de stad met de 1000 tempels genoemd. Er staan er echter 125. (hindoeismegeloof, 2012)

5.4 Mathura

Dit is de geboorteplaats van god Krisha. (hindoeismegeloof, 2012)

5.5 De berg Kailhash

God Shiva en zijn vrouw Parvati leefden hier. (hindoeismegeloof, 2012)

5.6 Kathmandu

Hoofdstad van Nepal. Staat bekend om zijn vele tempels. God Shiva heeft zich hier stiekem verstopt. (hindoeismegeloof, 2012)

5.7 Hardwar

Hari betekent Vishnu (= een god), Ward betekent deur. Hardwar betekend dus deur naar Vishnu. Een heilige plek. (hindoeismegeloof, 2012)

5.8 Dwarka

God Krishna heeft deze stad gebouwd. Is al 6 keer overstroomd, maar staat er weer. (hindoeismegeloof, 2012)

5.9 Ayodhya

Dit is de geboorteplaats van god Rama (de 7e incarnatie van de god Vishnu) en het ontstaan van de vertelling Ramayana. (hindoeismegeloof, 2012)

5.10 Varanasi

Varanasi is de heiligste van de van de zeven Tirtha’s. De stad ligt aan de oevers van de heilige rivier de Ganges in Noord-India. Hindoes geloven dat Varanasi door Shiva als zijn woning op aarde is uitgekozen. Miljoenen pelgrims stromen samen in Varanasi om te baden in de rivier en de tempels te bezoeken. Veel oudere Hindoes bezoeken Varanasi omdat men het als een bijzonder gunstige plaats beschouwt om te sterven. (Ganeri, 1996)



5.11 Allahabad, Ujjain en Nashik

Om de 12 jaar komen hier miljoenen pelgrims samen om Kumbh Mela te vieren. De heilige rivieren liggen aan deze plaatsen. De pelgrims wassen zich in de rivier en nemen het heilige water mee naar huis voor erediensten. In 2015 wordt het feest gevierd in Nashik. (hindoeismegeloof, 2012)




LITERATUURLIJST

(2014, april 24). Opgeroepen op juni 10, 2014, van Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Hindoe%C3%AFsme#Feesten

Bansidhar, p. S. (2005, juni). Opgeroepen op juni 15, 2014, van bhagavata.net: http://bhagavata.net/hindoe/5.1.html

F. Terhart, J. S. (2007). Wereldreligies. Bath (Eng): Parragon Books.

Ganeri, A. (1996). Hindoeïsme een kijk-, lees- en doe-boek. London: Watts Books.

Ganeri, A. (2000). Wat weten we over Hindoeïsme? Amsterdam: KIT.
hindoeismegeloof. (2012). Opgeroepen op juni 15, 2014, van hindoeismegeloof.jouwweb.nl: http://hindoeismegeloof.jouwweb.nl/heilige-boeken-huizen-en-plaatsen

Indiaweb. (2014). Opgeroepen op juni 20, 2013, van Indiaweb: http://www.indiaweb.nl/religie/de-goden/

Moppe, N. v. (2013, september 23). Opgeroepen op juni 10, 2014, van 1314noahvanmoppeshindoeisme: http://1314noahvanmoppeshindoeisme.wordpress.com/

Organisatie voor Hindoe Media. (2012). Opgeroepen op juni 10, 2014, van ohmnet.nl: http://www.ohmnet.nl/artikelen/navratri-3/

Organisatie voor Hindoe Media. (2012). Opgeroepen op juni 15, 2014, van ohmnet.nl: http://www.ohmnet.nl/artikelen/vedas/

Smart, N. (2000). Wereldatlas van religies . Keulen: Könemann cop.

Staal, A. (2011, augustus 20). Opgeroepen op juni 21, 2014, van mens en samenleving : http://mens-en-samenleving.infonu.nl/religie/80659-goden-in-het-hindoeisme.html

Vink, J. (2014). Opgeroepen op juni 10, 2014, van Beleven.org: http://www.beleven.org/feesten/hindoes/

Vries, S. d. (2003). Hindoeïsme voor beginners. Een heldere inleiding tot de oudste nog levende wereldgodsdienst. Amsterdam: Forum.